Het overik verkruimelt in gestondde marges
we pozen schubbig bij de onderdrukten, laaflijdend als paapse labyrintiërs
___________bedekken we het huivergrijs onder de werelddelen, brouwen we bovenaan
aan het destillaat van onze bovenstand, impeccabel rekt het verhalige ik de opmars op, miljoenen zwarte voeten veronderen onze luchten, het vreemde likt mij, men angstigt zich het liefst op witte stranden
Krokig klipt nog de koningsdiscipline, summum summum, ya’alabi ghamza aleph beth, maar de mensen noden niet, zij knopen zich een lakenweg tot aan de grond waar het leed intrekt tussen de tegelnaden.
Bloedrood overikt ons de stervende zon kloks tikt zij ons uit en zal zij ons
________kronen in de wentelslaap, tot we onszelf verlaten