Als ’k aan een brief van wie ik liefheb, smul,
verleng door kleine hapjes ik ’t onthaal:
mijn ogen likken zuinig iedre haal,
iedre misplaatste punt op, iedre krul;
met een gedachte aan mij, een glimlach, vul
ik ’t wit tussen twee letters, en ’k vertaal
een inktkladje als een half beschaamd signaal,
dat – als de pen – het hart vol was en gul.
Zo lees ’k, als voor een hele nacht de zon
verreist, aandachtig langs de horizon
zijn afscheidsgroet in gouden hiëroglief;
en ’k voel verwaarloosd me en teleurgesteld,
als ’k niet, letter na letter, heb gespeld,
voordat ’k naar bed toe ga, een zonnebrief.
J.A. dèr Mouw (1863-1919)
ill. Jet Nijkamp
Één reactie op “Adwaita’s Zonnebrief”
Je wil ons hier iets op de Mouw spelden, zo te zien. Ach, doe maar