Hoogstwaarschijnlijk is het nieuwe absoluut, denkt u niet?
Want eerst stijgt de rook nog recht of bijna recht omhoog.
De windrichting is goed af te leiden uit rookpluimen.
Wind waait merkbaar – voelbaar – in het gezicht.
Stof waait op, haar raakt in de war.
Kleding flappert, opwaaiend stof hindert de ogen.
Wind kuift golven op meren en kanalen.
En dan waaien plotseling vuilcontainers om in straten.
De mensen houden hun paraplu’s nog maar met moeite vast.
Het is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen.
Ieder voortbewegen is zeer lastig.
Schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg.
Kinderen waaien om.
Mijn moeder vliegt in 1932 over de voiture.
Er is grote schade aan gebouwen.
Volwassenen waaien om.
Er is sprake van enorme schade aan bossen.
Vreselijke verwoestingen alom.
Vannacht stelde Beaufort zich daarom voor
een stuk grond in Minnesota te zijn,
alwaar het pijpenstelen regende en
in één grote hand tot klei werd geknepen.
Er zijn nog foto’s genomen.
Maar op de schaal van modaliteit
scoren die buitengewoon laag.
Want omdat Nietzsche God dood verklaarde
is iedere pennenstreek die we zetten, slechts ‘idee’.