als het afgrijselijke getemperd wordt
door de kastijding van de rede,
als het afschuwelijke gematigd wordt
door het zompe watten van de taal,
als de onuitsprekelijke horror van het echte
doorheen het lijden der tienduizenden
uiteindelijk tot kille bries verzwakt
de gelige flarden van het frêle denken
bereikt en plaatsneemt in de fel verziekte
kwabben van het consumentenlijf,
dan raast het niet of blaast het niet
dan zegt het pluf en plof en wat een bof.
maar hoed u om ’t genot nog god te noemen
en blijf toch beven bij het zwelgen van uw ik,
want daar komt reeds het beest van Troje aan
om uw sap te likken terwijl u stikt in uw gesnik.
Lode Kok (Anke Veld), ‘KOLK’, 2022
“de mens ziet het licht en in het licht ziet hij niets
uit ‘Hoe het nu er kwam’ door de Gravin van Drogheda
de mens keert het licht de rug toe
en in zijn schaduw ziet hij schaduw en licht
en zo ontstaat de wereld van de mens.”