Ik zwerf en pelgrimeer op heilige wegen.
Onderweg kom ik soms compagnons tegen.
Velen van hen zijn engelen, van boven
helemaal naar hier beneden gekomen.
Soms ben ik spraakwaterval en ratel,
vaak zwijg ik dagenlang in alle talen.
Mijn bezittingen zijn beperkt
tot rugzak en tent.
Ik was mijn lijf en leden
en kleding
in een koude, kolkende rivier.
Ik scheer mijn snor,
ik trim mijn baard
met een vlijmscherp mes
of een Moors kromzwaard.
Winter. When it’s obnoxiously cold,
then I lit my tiny six kilowatt stove.
Lente en zomer. Ik slaap
onder de sterren
onder de blote hemel.
Ik aanschouw het lichtspel
van verleden zichtbaar in het heden,
oneindigheid, mysterie
en onverklaarbaarheid.
Wanneer het regent,
slaap ik in een shelter of een tent.
De temporele keten:
verleden, toekomst
en dit is het heden.
Van kribbe tot kist
en daartussen het leven.
Begin, midden, slot,
alles heeft een driedelige structuur.
’t Mystieke en mysterieuze,
’t banale en verhevene.
Van paringsdans en seks tot stof en as.
Adem in, adem uit.
Waarheid bestaat uit verhalen.
Ik wil bloot zijn
en beginnen,
schreef Paul van Ostaijen.
’t Leven is een
recalcitrante calvarietocht.
Je bent hier om je leven te beleven.
Vaarwel, old hometown.
Mijn voeten jeuken
van verlangen naar stappen.
Mijn zintuigen smachten
naar nieuwe indrukken.
Mijn hersenbanen willen
zichzelf via ervaringen herprogrammeren
tot spiksplinternieuwe, neuronale snelwegen.
Gij krijgt wat gij vraagt.
Bardo Thödol: het wiel draait
en dit kosmische spel
duurt eeuwig
of wordt stopgezet.
Door te reizen,
raak ik ontheemd
en zo transcendeer ik
mijn lijden tot dagelijks,
zelfuitgevonden geluk.
Categorieën