‘Nu het einde nadert is er van genade geen sprake meer’. De postbode belt altijd tweemaal. Aan de deur. Na gedane ronden en arbeid zit hij hier in het dorpscafé, zowat het enige café.
De postbode brengt op die manier zijn eigen boodschap aan de man. Uitgerekend een enkele man zit in het café, verderop aan een tafeltje.
Buiten valt ineens het zonlicht uit, valt een stortbui neer, heftig, in geen tijd staat de straat blank. ‘De moessons hebben ons bereikt’, aldus de postbode. De hele tijd heeft de ander geen woord gezegd. Zijn stilte irriteert de bode. ‘Vindt u er dan niets van, mijnheer, ja, u daar?’
De man drinkt de rest van zijn glas in een teug leeg, staat op, rekent af aan de toog, draait zich om naar de bode en spreekt, uiteindelijk: ‘Nee, ik vind dat alles maar niets’, stapt op, trekt de deur open en verdwijnt in de stortregen.
(eerder gepubliceerd op kutbinnenlanders.nl maar uit solidariteit met Dirk Vekeman ook hier, dus)