Pom Wolf op pomgedichten.nl: "als de tief niet aan een wedstrijd meedoet schrijft hij ineens in helder kristal. niet dat we weten waarover hij precies schrijft. maar het zonder betekenis zijn is goed te volgen. tiefenthal is dada".
Marc Tiefenthal is een eigengereide, bijwijlen cryptische en vaak cyclische dichter. Daarnaast vertaalt hij dat het een lieve lust is. Zo vertaalt hij zijn eigen gedichten maar ook die van anderen. En romans
Terwijl buiten verwijten allerhande om de oren fluiten, heerst binnen vrede bij het haardvuur. Alhoewel.
Buiten keerde inmiddels de rust terug en konden de ordediensten zich terugtrekken. Binnen echter begonnen nu pas verwijten allerhande om de oren te fluiten.
De lezer begrijpt dan niet altijd waarvoor deze straffe taal bedoeld is. Soms echter schieten zelfs straffe, strakke woorden tekort.
Il faut être un connard pour toujours parler de la sorte.
Je moet Conner heten om altijd op die manier te spreken.
In de overige ogenblikken dat ons rust gegund wordt, denk ik daar soms aan. Nooit dacht ik terug aan R. P., mijn eerste overste op mijn laatste werkplek. Veel werk had hij niet aan mij: mijn vrije dagen beheren, soms een dienstnota toelichten.
Hij had een bijzonder gevoel voor humor, een kleine auto en een weinig opvallende, magere gestalte.
Vandaag verneem ik dat hij overleden is. Hij was even oud als ik.
“Dat zal dan wel karakterveranderend zijn.” Kent u die uitdrukking? Ik niet.
Ik ging wandelen, een late ochtendwandeling op zondag. Er kwam een koppel aangelopen. Dat heet dan weer jogging. Ze waren in gesprek. Als je niet te hard loopt kan dat nog net. Ik ving een flard op. “Dat zal dan wel karakterveranderend zijn”, sprak de man tot de vrouw.
Zoiets zet me aan het denken. Dan vraag ik me af wat is ons karakter, onze aard? Kan je die zomaar veranderen? Mijn hersenkronkels die als een slang zich voortbewegen brengen me aldus bij de dichotomie, de innerlijke tegenspraak, tussen populair en elitair. Je bent het een of het ander. Trump, die lompe Donald dus, denkt dat hij beide is. Doch dit geheel terzijde. Hij dwaalt en ijlt, uiteraard en doet er verder niet toe.
Nee, dan denk ik: “Of je bent gek”. Dat is met andere woorden de derde weg.
‘Nu het einde nadert is er van genade geen sprake meer’. De postbode belt altijd tweemaal. Aan de deur. Na gedane ronden en arbeid zit hij hier in het dorpscafé, zowat het enige café.
De postbode brengt op die manier zijn eigen boodschap aan de man. Uitgerekend een enkele man zit in het café, verderop aan een tafeltje.
Buiten valt ineens het zonlicht uit, valt een stortbui neer, heftig, in geen tijd staat de straat blank. ‘De moessons hebben ons bereikt’, aldus de postbode. De hele tijd heeft de ander geen woord gezegd. Zijn stilte irriteert de bode. ‘Vindt u er dan niets van, mijnheer, ja, u daar?’
De man drinkt de rest van zijn glas in een teug leeg, staat op, rekent af aan de toog, draait zich om naar de bode en spreekt, uiteindelijk: ‘Nee, ik vind dat alles maar niets’, stapt op, trekt de deur open en verdwijnt in de stortregen.
(eerder gepubliceerd op kutbinnenlanders.nl maar uit solidariteit met Dirk Vekeman ook hier, dus)
Goed & wel beschouwd, als we de geesten oproepen, dan zingen we. Als we de regen uitdagen, dan dansen we. En wat als we schrijven?
Het heeft geen zin te zeggen dat het er niet toe doet: het doet er toe.
Ook & vooral woorden immers doen ertoe om te toveren. Woorden in zinnen gebouwd volgens hoorbare, zingende en dansende klanken toveren van alles & nog wat te voorschijn.
Het gaat ons niet om de schone schijn, we doen niet aan marktwerking. Te voorschijn!
Op de achtergrond hebben we de demonen gesmoord in kokende olie.
Veelal zal het mij worst wezen of maak ik het tot een terzijde. Half verscheurende verhalen doen me evengoed glimlachen. Ik ken immers de menselijke natuur alsof het de mijne is. Alsof? Het is de mijne.
Soms bestaat mijn geluk erin dat ik het zelf niet meemaak of op de treurbuis te zien krijg. Uit tweede hand dan wel mond hoor. Tweedehands roddel.
‘Moet je nu eens horen!’ Nee, eigenlijk moet ik dat niet, weet je wel. Hoe minder ik moet hoe beter.
Daarom schoof de spreker vandaag het gebeuren in een tussendoor met een grote klemtoon op ‘je schoolvriend’, ‘je kent hem toch nog’. Een echte schoolvriend is hij nooit geweest. Nu ik hem ken, liever niet, en zie wiens schootvriend hij toch was!
Wijst het uitblijven van enig teken van leven op de dood? Of kan het ook maar schijndood zijn?
Deze vraag zou de artsen meer moeten bezighouden dan ze tot op heden doen. ‘U weet zeker niet hoeveel nutteloze administratieve taken de minister ons oplegt?’
Het lijkt wel de onderwijssector, weet je wel. Die heeft ook een minister.
Niettemin verdient bovenvermelde vraag meer aandacht. ‘We kunnen toch niet elke dode scannen. De scanner heeft al werk genoeg met de levenden’.
Dat eerst mijn vader stierf en lang nadien mijn moeder, behoeft wat mij betreft geen twijfel. Elk teken van leven bleef uit. Voorgoed.
Zou je dit overvol kunnen noemen? Een zaaltje met twee lange tafels en twee ramen.
Hij weet het niet. Hem lijkt het alvast goed gevuld en toch lijkt hij de afwezigen te willen monsteren. Afwezig op de begrafenis van hun eigen moeder!
Hij zou ze zijn broers moeten noemen maar komt er niet toe. Het deert hem overigens niet echt, wat kan het hem schelen. Zijn eigen dochters en de dochters van beide afwezigen maken het zaaltje overvol.
Zonder in toevalligheden te willen vallen en vooral om dat te vermijden, hebben we enkele parameters bovengehaald en toegepast op de gegevens zoals we die verzameld hadden en opgeslagen.
Als eerste parameter geldt de afstand. Vijftig kilometer wordt als maximum aangenomen. Er is geen minimum.
Met de leeftijd wordt nauwelijks rekening gehouden. Worden uitgesloten: onder de twintig en boven de vijfenzestig.
Tweede dwingende parameter is de bereidheid tot binnen om daar thuis te werken, met uitsluiting van wie daar niet toe bereid is. Sommigen verhelen dit aspect. Toch ontsnappen ze niet en vallen ze door de mand.
De andere parameters spelen losjes weg: een, twee of drieweegs, waarbij drie de voorkeur geniet. Of de hoedanigheid zoals daar is: eronder. Onder de leuke duim schuilt de grote luim. Deze formule en formulering definieert deze parameter.
Op deze basis komen drie kandidaten uiteindelijk in aanmerking. Het is haast een blinde gok om de volgorde te bepalen. Rust echter brengt behalve roest soms ook inzicht. De derde dag zagen we dat een heel erg goed zou kunnen zijn en haalden die aan.
Ik ben een groot gebruiker van uitdrukkingen, die ik in stand houd, dan wel in stand opricht. Staande uitdrukkingen, ze staan zo mooi. Er zijn ook zittende uitdrukkingen. Tegen iemand die beter verdwijnt, kan je veel kanten uit:
‘Ga weg.’ ‘Verdwijn’. ‘Wilt u hier even door de grond zakken?’
Bij mij gaat het steevast als volgt: ‘U kunt twee kanten uit: de boom in of de pot op.’ Beide zijn zittende uitdrukkingen.
We zaten er heimelijk op te wachten op de plee, op een stuk over de urinoir, al dan niet van Duchamp, de meningen daarover lopen de laatste tijd nogal eens uiteen. Of minstens uit twee. Op de plee zitten we trouwens meestal te wachten.
Het moet overigens niet altijd ellende zijn, het kan ook bevrijding worden. Zodat de grijns op ons gezicht ontdooit tot glimlach.
Ineens zie ik dat het pleegebeuren hier modulair verwerkt wordt door de pleetechneutologie van wordpress. Het geheel laat zich voortaan schrijven in blokken.
Moeten we ons daardoor ongelukkiger voelen dan we ons voordoen?
Of juist gelukkiger? De pot op met deze vragen. We mogen verder niet klagen, anders krijgen we een enkele reis naar de klaagmuur, die tot nader order nog steeds in Jeruzalem staat. Trump is van plan hem af te breken en steen voor steen over te brengen naar Tel Aviv. Dat varken uit het witte huis in Washington is de enige die de zaak van de joden met voeten mag treden zonder voor anti-semiet te worden uitgescholden.
(Dit gedicht is in Amsterdam afgedaan als mechanisch; terwijl het eigenlijk nogal procesmatig is. Tja, in Amsterdam zijn ze niet altijjd mee met de stroming buitengaats)
aucun geste si ce n’est qu’il est parfaitement saisi dans ce qui a été atteint
parfaitement déjà comment il aura été et donc ne se permet pas
de vouloir être un geste.
en gardant la même distance en posant,
une division est créée visiblement dans l’indivisible
telle une paroi cellulaire qui
dans un écho, du coup, n’est plus une paroi cellulaire mais mouvement
ou encore un nuage qui se déchire dans les nues
alors qu’il y a peu, c’était un marin ou un lézard.
l’inévitable qui en soi était un rien qui devrait se faire
que je commence à ouvrir si lentement dans le présent,
à déplier avec un attendrissement pieux dans la coagulation de mes plis
jusqu’à ce qu’il s’arrête juste avant que vous ne preniez la parole.
ma main bouge comme sur une mousse noire
qui a des odeurs profondes de pourri et de luxe.
Je rends visible l’euphrate qui goutte, le sahara qui se fait compter
je montre le vent de l’ouest qui transforme la mélancolie en vagues
en hectare après hectare pleines de croissance et d’anémones blanches.
oui, je parle espace car je suis trop réveillé pour le temps.
meesterlijk ik spreid momenten voor mij uit:
geen gebaar dat niet volstrekt gevat in wat vooraf
perfect bereikte al hoe het geweest zal zijn en dus
zichzelf niet gunt gebaar te willen zijn.
bij het leggen op gelijke afstand
ontstaat er merkbaar afscheiding
in het ondeelbare zoals een celwand
op een echo plots geen celwand maar
bewegen is.
of zoals een wolk in wolken scheurt
terwijl het net een zeeman was of hagedis.
het onvermijdelijke dat uit zichzelf een niets was
dat wel komen moest begin ik extreem langzaam in het nu
te openen, met devote vertedering open te plooien in het stremmen
van mijn plooien tot een stilstand net voor u toch spreken gaat.
mijn hand beweegt als over donker mos
dat diepe geuren bergt van rot en weelde.
het druppelen van eufraat laat ik zien, het tellen van sahara.
ik toon de westenwind die van weemoed golven maakt
in hectare na hectare vol met bloei van witte anemonen.
ja, ik spreek in ruimte want ik ben te wakker voor de tijd.