En de maan van was wast of geen duister was haar aanschijn wars beplast alras het luisterglas kil verstilt het witte wif & alle dimster sterft en masse zy dommelt schrijlings in heur sas op ’t sterrenras
Rechtstandig vlaagt & vraagt & vaagt de hemelzoon de heuvels om de doem van dal & al verschoond van schroom sterker dan de zon, de zee, het brullen van de modderstroom regen wast de wond’re wijze wei-de we-reld rein & schoon
Ga dan, wees & rijs reiziger in lingerie zo zij & zacht zoek de verschillen, het kruipbehang, de korenwan eens in de optelsom van haat & smaad raak ik uw vacht
O ik dank, ik denk, vandaar mijn lief ik ben & ban de lustloos bange pen die dag pent waar de nacht herwint haar roep & licht & overmacht o daar niet van
algo: schrijf tijdens zonsop- of ondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch input 2: Ring around the Moon I-IV input 3: Maria Sabina, from The Midnight Velada, uit: Jerome Rothenberg (ed.), Technicians of the Sacred, ISBN 978-0-520-2+9072-3, p. 57-59 input 4: een ochtendlijke oplossing voor alle problemen van 25/04/2019
ten einde van de nood een deugd te kunnen maken zien wij ons verplicht het onmogelijke te bewerkstelligen. hoe kunnen wij het onmogelijke bewerkstelligen (het is immers onmogelijk)?
ik ben de vrouw van de weidse watervlakte ik ben de vrouw van de weidse goddelijke zee ik ben de riviervrouw de vrouw van het vliedende water een vrouw die zoekt en zoekt en onderzoekt een vrouw met handen en maten een vrouw die meesteres is van de maten
WELL BLESS MY SOUL
ten einde het onmogelijke mogelijk te kunnen maken dienen wij het ondenkbare denkbaar te maken. hoe kunnen wij het ondenkbare denken (het is immers ondenkbaar)?
ik ben een heilige vrouw een vrouw van de geest ik ben een vrouw van de klaarheid een vrouw van de dag een reine vrouw een klare vrouw want ik ben een vrouw die bliksemt een vrouw die dondert een vrouw die roept een vrouw die schriekt
om het ondenkbare te kunnen denken maken wij ons bestand tegen het afschuwelijke. om het ondenkbare te kunnen denken berusten wij in het beangstigende. om het ondenkbare te kunnen denken verwerven wij begrip voor het hatelijke. aldus bestendig, berustend en begripsvol geworden wijden wij ons tactvol aan de TACT-techniek tot wij samenvallen met het tactvolle dat wij geworden zijn.
maar wat, o Maria Sabina van de Middernachtsvelada, is toch die TACT-techniek die ons in staat stelt het ondenkbare te denken?
Morgenstervrouw zegt Zuiderkruisvrouw zegt Vrouw van het sterrenbeeld van de Sandaal die zegt Vrouw van het Sterrenbeeld van de Haak die zegt dat is uw Klok die zegt dat is uw Boek dat zegt ik ben de Kleine Vrouw van de Oeroude Fontein die zegt ik ben de Kleine Vrouw van de Heilige Fontein die zegt
Shake hands now boys and let the sound of the bell come out fine
de TACT techniek is de Techniek van de Acceptatie en de Confirmatie van de nood aan TACT die kan maken dat het afschuwelijke ons genegen wordt en ons liefdevol stemt.
de TACT techniek is de Techniek van de Acceptatie en de Confirmatie van de nood aan TACT die kan maken dat het beangstigende ons wenselijk wordt en ons gezond maakt.
de TACT techniek is de Techniek van de Acceptatie en de Confirmatie van de nood aan TACT die kan maken dat het hatelijke voorons aantrekkelijk wordt en ons vrolijk stemt.
en zo daal ik dan af voornaam en zo daal ik dan af betekenisvol zo daal ik neder met de tederheid zo daal ik neder met de dauw uw boek, mijn Vader, die zegt uw boek , mijn Vader, die zegt clownvrouw onder water die zegt clownvrouw onder water die zegt omdat ik het kind ben van Christus het kind van Maria, die zegt
Look out! He’s got a gun!
en als wij dan liefdevol en vrolijk gestemd en gezond zijn vallen wij samen met het tactvolle van de TACT-techniek die wij geworden zijn en zo wordt dwars door ons het ondenkbare plots denkbaar
en zie
ik ben een vrouw van de letteren die zegt ik ben een boekenvrouw die zegt niemand kan mijn boek sluiten dat zegt niemand kan mij mijn boek ontnemen dat zegt mijn boek van gebeden
en als wij dan liefdevol en vrolijk gestemd en gezond en wel geheel samenvallend met het tactvolle van de TACT-techniek plots het ondenkbare kunnen denken dan zullen wij zien hoe het onmogelijke toch mogelijk is geworden
en zo zullen wij van onze ergste nood onze beste deugd hebben gemaakt
en wij zullen Maria van de Middernachtsvelada dankbaar zijn dat zij ons geholpen heeft door het belemmerende dat ons belemmerde een ogenblik te belemmeren om ons de ogen te sluiten en ons zodoende een blik van de waarheid te gunnen die wij zolang vergeten waren al.
ik ben een vrouw en een moeder die zegt een moedervrouw onder water die zegt een vrouw van de goede woorden die zegt een vrouw van muziek die zegt een wijze zienersvrouw
Look out! He’s got a gun!
ik ben een lagunevrouw die zegt ik ben een laddervrouw die zegt ik ben de morgenstervrouw die zegt ik ben de vrouw die door het water gaat die zegt ik ben de vrouw die door de zee gaat die zegt
kom mee Dikloos kom mee zeg ik je jij behoeftige rijmkakker
er is een witte spiegelsteen en een zwarte de zwarte toont een mooi gelaat dat lacht als het het ziet de witte toont een bloedlip op een scheve mond en dikke plukken haar uit de neusgaten het bleke voorhoofd met zweren bezet
het jachtwiel sloeg mijn jongen neer het wentelt als tevoren men zegt : het komt wel weer goed ik heb de hoop verloren
eentje is er rond, eentje langwerpig ik maak die stenen, hak ze, splijt ze, schaaf ze en polijst ze ik poets de stenen een voor een, ik strijk ze in met vleermuiskak. zie ze blinken! zie mij blinken! hoe mooi ben ik!
verlaten door een dronken man verpletteren mij de zorgen mijn dikke buik is er getuige van ik voel het leven nu, het stampt. hoe voed ik het morgen?
break my heart but bless my soul joekoe re joe roekoe so high so low I AM I AM break my heart but bless my soul
‘Revelations in the Courthouse Park’ had de Bacchae van Euripides als input
algo: schrijf tijdens zonsop- of ondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch input 2: Dark Brother
u Donkerte ter ere gaan wij niet steeds weer door de Gaanderij langs de eindeloze rijen van de ramen met de namen van het licht dat ons ter dood wil nagelen? schuifelen wij niet zwetend, met van angst ontsloten spieren in eigen derrie naar de verscheuring die gij zijt?
u, Donkerte, ter ere hebben wij niet de weg der wegen duizenden malen afgelegd? hebben wij niet ter uwer wille ons eigen vlees verloochend en belogen?
uw Donker dat in eigen Donkerte zichzelve zoekt: gij schuift in ons gij zijt de vette slang in onze huid gij zijt het brokkenslijm dat onze tong ter tale roert.
in rode brand uw donker stijgt en kust de zwarte hemelleegte. kom dan maar, gij Donkerte, kom en sleur ons weerom mee.
mijn lijf een bungelende nangkavrucht sappig vlees, de stugge huid geeft licht mocht het u behagen, open me met kracht niet te zachtzinnig, dat geaai zal slechts uw ving’ren bezoedelen met mijn vocht
Waaierzin
één oog diep genoeg voor willekeurig welke roe lonkt u van eeuwen her vrijelijk warm welkom toe vouw mij uit tot driehoek, er is onvoldoende huid sluit mij aan beide zijden, is er weer te veel vlees, en hoe!
aan mij om dampende helden af te koelen waar zij staan de kop van een heer af te schermen bij stromende orkaan achter de bedgordijnen vragen we hem op z’n tederst met al dat hijgen, hijgen in deez’ hitte, bent u voldaan?
Schone slaapster
zoele zomerbries strijkt langs als nooit geweest deez’ jonge vrouw vlijt zich in haar dromenfeest haar haarkam losjes in heur lokken hangt de roze doek glijdt geurig van haar lome leest
op hemelheuvels wenst dauw nog goud te schrijven in de feeërieke beek schijnt de wilde stroom gestild – bij die aanblik aarzelt de heer een warrig wijlen ongemakkelijk, zou hij weeromstuits verstijven?
Jeugd
dauwdroppels bevochtigen haar rozige wangen hij toont zijn manlijkheid bij smachtend maanlicht zij streelt haar geslacht voor heuvelen en stromen zelfs de eeuwenoude keien geven zich gewonnen oordeel ons niet, ook mensen genieten hun jeugd
Drievoudige kloof
een kloof, een kloof, en nóg zo’n kloof wie dit schouwspel gutste zij geloofd spookgrot met haar welige gewelf rijk begroeide rotsen – wier bedekt haar alkoof
een straffe wind steekt op, verschrikt de dennentakken droppels dralen aan de wilgenblaren, de bevend blakke – gij deugdzame, vrome ziel, wie waagde nooit week in de knieën, onstandvastig, in haar af te zakken?
Nachtwerk
kous omhooggedraaid, de kamer gloeit al zacht moeiteloos het weefwerk de lange lange nacht voeten brengen diepte tot leven uit alle macht bedreven vliegt de schietspoel in en uit ruim of smal, groot of klein, het past altijd lang of kort, het glijdt zo makkelijk zat meisjes die het vatten voeren hem al nat
Drijvende lekkernij
blank en rond mijn vormen, vrij van schroom rijzen en verzinken ze als bergen in de stroom kneed me hoe u wilt, ruw voor mijn part – ik koester, voed mijn hart, een kersendroom
*
Hồ Xuân Hương is een legendarische Vietnamese dichteres, geboren ergens tussen 1775 en 1780 en gestorven in de jaren twintig van de negentiende eeuw. Aangezien haar complete oeuvre, 139 gedichten op de kop af, pas zeventig jaar na haar dood werd gepubliceerd, is veel ervan mondeling overgeleverd. Dit zijn bewerkingen van vertalingen uit de tweede hand.
algo: schrijf tijdens zonsondergang een lyrische tekst bij de LYRIEK-collage van de volgende dag en muziek van Harry Partch input 2: The Dreamer That Remains: a study in loving
de reus is nu niet meer de reus, zo verzekert ons maria, van de hernieuwbare uitgaven, de reus is de reus van het opbouwende en hij eet geen kindjes – zo plots, zegt men, als je in het park gezeten de borden leest van wat je niet mag doen, plots en onverwacht dat de droom komt, dan, toch
terwijl je het net helemaal juist deed
de droom van de dromer die de dromer blijft terwijl de tijd toch lang al uit de ruimte is geschoven terwijl er niets nog op het plein beweegt terwijl het toch in orde is
o heer wiens lijk het ganse land berot laat ons in innige coagulatie samen stollen laat ons bloed dat van ontzetting gulpt in uw slijmen glippen en verdwijnen
jij, vrij recursief wil het toeval dat jouw haren mijn schouder uitstrepen tot op het witte bot en insgelijks mijn navel versterkt met gebulder historisch spektakel. hoofden, zij
worden met halen van hun rilromp en krijsen gescheiden en het leed wordt een deel van mijn pink. hou die knipschaar in spreidstand, jij: elk moment is een momentopname met suisende
migs in de hersenpan en bloedstraalbezopen het besef druipt nu pas in jouw heden binnen: met de neusloop geschouderd de oogas schroeft
schunnig in de richtkoker de scherven heelal. het lijf was horizon en oorlog onze vaderstaat. goddelijk eerst was ik jouw slaaf en nu jij, dat.
verdwenen symbolen wil het toeval dat je haren strepen mijn schouder tot op het wit klinkende bot en in mijn navel mateloos versterkt raketten bulderen (spektakel met moederkoek). hoofden
met halen gemaskerd van rillende rompen ge- scheiden en het leed wordt een deel van mijn vurige pink (knipschaar in spreidstand : momentop- name). met suisvogels mig wapent eustachius
de hersenpan en davert en bloedstraal verloren de grijze druppels lopen in het borstplan iran. met de neusloop geschouderd de oogas schroeft
in de peniskoker schilferig de scherven heelal. mijn lijf is u allen en oorlog is u ook de vaderstaat. de koning te goddelijk was ik je slaaf en nu ben jij vrij.
[versie F]
je haarpijlen vlijmen vergeten symbolen in mijn lijf en nagels kerven wit op het bot. op polaroidbeelden van het binnenbuikse bofors blaffen uit hun affuiten. offerhoofden
met heftige halen gescheiden van rompen hun spermonden doen hun tombade tot ver in de pinkscène (de schaar in spreidstand, close up van krijslippen over heel het scherm).
suisvogels mig fladderen op uit de gehoorgang en een bloedstaaltje vijand morst wat ebola in het borstplan iran. nerveus met de neusloop geschroefd op de oogas verzilvert het brein
elke schilfer heelal. goed, ja, mijn lijf is soldaat en god is vader en oorlog maar dat, schatje, maakt jou nog geen hoer, laat staan een maria.
[versie G]
met correlaties wil het toeval dat jouw haren uitstrepen mijn schouder tot op het witte bot & in mijn navel mateloos versterkt raketten bulderen (moederkoekspektakel). hoofden met halen van rilromp & krijsen worden gescheiden & het leed wordt een deel van mijn pink o.a. (knipschaar in spreidstand : elk moment is een momentopname met suisende migs in de hersenpan & bloedstraalverloren de druppels besef druipen in het borstplan iran.) met de neusloop geschouderd de oogas schroeft schunnig in de richtkoker de scherven heelal. mijn lijf was horizon & oorlog is ook ons de vaderstaat. goddelijk eerst was ik jouw slaaf & nu ben jij vrij.
Droom jezelf weg in een boot op het water met blozende bomen en hemelse gloed Iemand daar roept je, je antwoordt afwezig, een meisje dat wemelt en groet
Glaspapierbloemen, zo geel en zo groen verrijzen boven je hoofd Speur naar de schat met de zon in haar oog & wég is ze weer
Lampje in der sterren dampkring Lampje in der sterren dampkring Lampje in der sterren dampkring Ah…
Volg haar meteen tot die brug bij de springbron waar hobbelpaardmensen te gek gaan op cake Iedereen straalt als je de bloemen daar langsglijdt, zo ijl en onwerkelijk hoog
Steekhoedenbootjes leggen er aan ze voeren je dadelijk mee Vlij je maar neer op die wolk achterin & wég ben je weer
Lampje in der sterren dampkring Lampje in der sterren dampkring Lampje in der sterren dampkring Ah…
Droom jezelf nu in een trein op een statie vol kneedkleien kruiers met wapens van hout Plots staat daar iemand, ze draalt bij het draaihek: het wemelend meisje lacht stout
Lampje in der sterren dampkring Lampje in der sterren dampkring Lampje in der sterren dampkring Ah… Ah… Ah... Ah… h… … .. .
Ik wacht en ik sta hier mijn naam te vergeten.
Ik kijk naar de mensen die komen en gaan.
De zon is heel warm en koud is de maan.
Ik sta en ik wacht tot mijn naam is vergeten.
De mannen zijn haastig, zij willen vaak weten En of wanneer LAIS door de poort is gegaan. Ik wacht en ik sta hier mijn naam te vergeten.
De mensen van ’t stad: ik weet hoe zij heten. Ik zie hen graag komen en liever nog gaan. Hun lief en hun leed zijn heel vlug gedaan. En wat zij beweren wil nooit iemand weten. Ik wacht en ik sta hier mijn naam te vergeten.
(ik heb besloten om Christine de Pisan na te volgen. in al heur vormen.
ik vind zulks heel erg opwindend. ziehier mijn eerste rondeau pisanesque )
(kzal d’r ewa rotcollages bij doen, da’s goed voor de commerce)
neem me mee, o zwarte hippogrief breng me naar je hemels nest schaak me naar je licht gewest ‘waar dan ook maar niet hier’
nimmermeer het onbeweeglijk zwart van het blok dat ons zo straf omklemt vanaf de doodsklok mikten we met smart op wolken voortvluchtig, onbestemd
leen mij je vleugel, vogellief één maar – hoeven hoef ik niet voer me naar het sterverschiet daar wacht mijn stil verblijf
het onmetelijke stierf in onze duist’re blik doof zelfs voor de roep van leeuwerik werd een eens zo stralend immermeer tot het doffe dwingend nimmermeer
en, zwarte hippogrief, vereer de aarde met je gevonden licht ze lacht je toe, zie, ze zwicht ten afscheid immermeer
uit: Edgar Allen Poe en anderen, ‘The Raven‘, Louter duisternis, Darkness there and nothing more, Stichting Spleen Amsterdam 2019
ill. Odilon Redon, Zwarte Pegasus
met dank aan Charles Baudelaire, Efraïm Mikhaël, Henry de Régnier & Odilon Redon. & aan Maaike Molhuysen
Maar inmiddels poedert zich de Dame en bewierookt zich met Gods odeur. Gerard den Brabander, Parijsche Sonnetten, 1947
Je nam me bij de arm – naar achter in de tuin, waar tussen bladeren en struiken de restanten lagen van het leeggeschopte nest.
Het was intiem – of was het dat? – hoe kon ik weten dat wat je daarmee wilde tonen de waarheid was, cocon van het verraad?
Geen bach, geen brood, geen rede die een antwoord vormt – tegen blind verraad is geen mens bestand.
De koekoek is in het land.
*
Gij hebt nooit echt in iets geloofd bij u is liefde louter strategie daaraan ontbreekt de lust & elegie ge hebt nooit ergens in geloofd
Uw roeping? een straffe kille dirigent een stoephoer die pijlsnel nâ de duivel rent gij hebt nooit echt in iets geloofd bij u is liefde niet dan strategie
*
De slang aan hare fabelborst waarnaar de domme kleuter dorst de achterbakse vrouwpiraat zijn plek opeist met leuterpraat
Zoals zij in de leugen trapt die zelf zo blij vertelde als was ’t voor de min & grap – had verder niets te melden
Dat je stikt in je verraad wegzinkt in rotting & verderf om wat je hebt geflikt vergaat Schenster, wijk. Vloek god & sterf
Er zit een code gekerfd in mijn
donkere ingewanden, die onder
zekere omstandigheden
mijn lippen doet pruilen,
mijn water breken.
Een kracht, alleen met
fluwelen handschoenen en zijden
blinddoek te benaderen,
kabels strak, touwtjes vieren,bloedgolven
in de binnenlanden!
Loszwierend sterrenstof en ander puin,
behorend tot de kringloop van mijn
verdronken leven.
Ach, zo glinsterend te zijn, een lichtroze
windhoos!
Laat mij maar wegwaaien, doorkrampen,
uitspoelen, ik
ben niet te redden, wat had je dan
gedacht?
Mijn smorende geest laat zich niet
de hand aan zichzelf, noch
geprakt door een theezeefje!
Zij is wat zij wezen moet,
puur en ongezoet,
een enkeltje
naar haar eindpunt.