ach, het deinen van pompoen
naar wat daaruit verdween is
gezien de slapte van de kring
herinnering een weg zo weg
van mij: ik pomp daar echt
geen zoen of poen meer in.
Weg
Je hebt nergens om gevraagd. Je bent.
Voldoen aan ouderlijke eisen. Een vuil
gericht. Je was bestemd, voor welke bent?
Je was een slecht geslaagd gedicht.
Je maakte los, schilderde in zwart
vragen die gemeengoed waren, werden,
in almaar zachter wordend schreeuwen
in de nacht. Woorden waar van bloed.
Je zag de bomen huiveren, de populier
uit rijen weggerukt. Je kende
de omhelzing van het eenlingdier.
Niets was, niet was wat er wende.
Je hart was bij het hart van dichtvertier.
De eenzame, dood, het ongekende.
Je bent, je was. Hebt nergens om gevraagd.
Wij zijn ook maar vrijwilligers
en horen soms verhalen
dat iets maar net is goed gegaan
we kunnen ook niet overal zijn
de orde aan de waterkant
moet ook gehandhaafd worden
soms zitten ze er het hele weekend
in een tent
als je op hun borst klopt
klinkt het hol
je kan maar beter
op het ergste voorbereid zijn
tegen de tijd dat de politie er is
ben je al doodgebloed
Doden, gestorvenen
blijven altijd
nog een tijdje
leven.
Niet weg te denken
aanwezigheid.
De warmte van hun adem
hun stem hun bloed
blijft nog maanden
aan ons kleven
jaren zelfs.
Je voelt, je ruikt
hun denkbare aanwezigheid.
Ze besluipen je
met hun oogopslag
hun stemgeluid
hun huid.
Dom vergeten fruit.
Je blijft jezelf bedriegen
tegen weten in het lot beliegen.
Geen mens kan vliegen
zo monter kan alleen een vogel dat.
Ons rest slechts gras
zoden of een mat.
Schaakmat, en het speelveld
wordt niet omgedraaid.
vloeken om je ogen droog te houden
waarheen, vriend, waarheen zo snel?
jij ook, de lethe in, opgelost, daarheen?
moest dat nou, moest dat zo snel?
vloeken stopt wellicht ons dom geween
haalt de dood, de dood je echt zo snel?
vloeken om ons even in te houden
vriend, waarheen, waarheen, zo snel?
vliegen is een dier’bre kunst
slechts weinigen zomaar gegeven
maar je moet er wel voor leven
jij wist, het is een gouden gunst
sterven is een zoete kunst
maar je moet er wel voor leven
We snappen het ook niet
maar het werkt gewoon zo
hij telt zwarte auto’s ter afleiding
kweekt hybride aardappels als hobby
ik heb ettelijke miljoenen dieren gevaccineerd
zei de niet-praktiserende dierenarts
op de feestelijke bijeenkomst
en sloot een aanvullende verzekering
voor een pony op latere leeftijd af
zijn secretaresse is geslagen met tijdschriften
ze spreekt onvoorstelbaar veel verpleegkundigen
en al die vrouwen worden gek van het papier
ze willen niet leren
ze willen wel werken
het regent stenen uit de hemel
fijne kiezel eerst maar knikkers al
en marmer dan, bij brokken
de donkerte verstevigt, niets
geeft nog een krimp. het licht
verheft zich hooguit een vinger dik
nog boven de bevlekte schermen
en draait dan terug tot git
in de hatelijke blik
van de berichten.
ik wil van liefde zingen
maar moet die lust bedwingen:
het is vrijdagavond en ik zit gans alleen
tussen 11,5 miljoen nijdige
belgen.
Nu blijkt dat wij bleek
wegtrekken aan de kim stopt allicht het zoeken.
Hoe jullie netjes iedereen optrommelen, wat later ieder op zijn plek te kakken zetten, de kaken op scherp en jullie niets daarvan oprommelen.
Voor de drommel! Kom maar hier met dat bier van de hommel!
Uit onze ooghoek zien we nog net de mastpop hangen aan de masttop. Eindelijk ligt alles klaar nu, voor de hand, steek hem uit geef vuur aan de brand. |
À présent il s’est avéré comment, pâles, nous disparaisons à l’horizon, peut-être la recherche s’arrêtera-t-elle.
Comme vous avez si bien mobilisé tout le monde, pour mettre chacun à sa place, à chier, la crampe aux fesses, sans que vous les nettoyiez.
Au diable ! Par ici, cette bière au bourdon !
Du coin de l’oeil nous observons tout juste la poupée de mât pendue à son sommet. Enfin tout devient clair, allant de soi, prêt à prêter la main pour y mettre le feu. |
uitspansel / seismogram
hier is ’t
een uitgezochte
plek om te verdrinken
in al het eeuwige en brede
proef het geweld van de ruimte
tedere tiran met een navel als noodverband
het groots laaghangend zwart gat
voorzien van pluimage en gifdamp
u kunt er naar believen smoren
in de armen van opgeslorpt water
stemloos en smetteloos als de stront van uw lief
in de vetgemeste rivier uw ondenkbaar vertier
galm en geil de geheven vinger van de uit de rijen geplukte populier
het stinkt er naar pluimen en torens eenzaam gevorkte vlaggen
wijl de bodem onder u wordt weggeslagen
door per abuis geplaatste buizen
van poldermuziek zoekend naar poep
misschien bent ook u brandbaar
wie zal het zeggen fossiel bent u alvast
grijp maar de scheuren in uw brandkast
en zing naar believen van dampen veelkleurig
van het onversaagde dove gloren
boer bent u of boomgroep maar averechts
uw lokroep een uiterst kapotte tv en nee
vergeet niet uit te checken als u uitstapt
want het land is de grap met de vunzige baard
die u vanaf nu overal nastaart
foto: Wilhelminapolder, Michael Beutler, Polderpeil
the ultimate origins of the root word *men* – I do not feel
that there is conflict between the concepts of “moon”,
“measurement” and “memory”, “mind” and I believe that
we are not dealing with three separate roots but with one
that has a number of shades of interrelated meanings
which further extend into regions of “future memory”,
“prophecy” and the concept of “fate”
a single root-sound can be the focal point in a constellation
of analogous symbols and abstractions
many philologists have noted the connection between
the words for “moon” and “measurement” in different
languages and even with the concept of time itself
the association of mind with memory is also intriguing
as in the ancient Greek word for “truth” – alethia
(literally a = not + lethe = forgetting) – simply stated it is
ultimately a synonym for Mnemosyne = “memory”, “remembrance”
***
I also believe that poets should devote more to exploring
the roots of the words they use to take full advantage
of their inherent “DNA” and their subliminal associations
that can help determine precisely the right word when
a number of options are open
not every reader will be able to consciously tap into the
ancestral echoes, but those who do will be grateful for
the effort that has been taken to ensure a continuity of
meaningful imagery and for the nourishment provided
by an experience of an archetype
thank you, Ιωνας Θεόδωρος
https://www.facebook.com/ionas.theodoros
ill. top: Minoan Geranos (“Crane Dance”), pottery fragment discovered in the ruins of Argos
ill. bottom: Laussel, Oldest Calendar, sand stone carving
Berglied
Mijn flinterdunne flanken zijn van ons. Onze voeten
staan alom, dag en nacht huilen we. We ruisen zuiver
ruisen zilver en zoet ons huilen. Dat is het sijpelen dat je daar hoort.
Wie omkomen komen in ons om. Welgemanierd staan wij om hen heen
in goedgekapte struiken en bossen. De brandgangen leiden daarvan af of zwijgen ons
open. Ze zwijgen in elk individueel geval.
Het gonst er naar behoren. Wie in ons omkomen komen onfeilbaar om.
Vraag het de luchten, het vee. Waar wij ruisen, sijpelen, zuchten, rinkelen zij. Mijn
flinterdunne flanken zijn van ons. De brandgangen leiden daarvan af. Vraag het de
wachters, de zee.
Onze voeten staan alom. Onze voeten zijn schreefletters. Ze zingen zacht. Doen er hun
zwijgen toe.
Ook het onpeilbare, het rotsvaste is van ons. Uit beweging geboren verstarren we.
IJskoud. We staan, liggen, zitten de tijd uit. Overhuiven u, overleven ruwweg.
Er zijn er, zeker, die in ons omkomen, maar ook zijn we dansvloer, stijgbeugel, wordt
er afgeleefd en gebeden.
Wat klingelt is toegevoegd. Vee, gelovigen, dat soort dingen. Wij sijpelen.
ill. Balthus, La montagne, 1935/1937
Haast iedereen kent hoop ik nog de uitdrukking: het moment is aangebroken. Ze dateert uit de tijd dat de tijd nog iets autonooms had en dus kon aanbreken, uit eigen beweging en in eigen beheer.
De postmoderne lullers, dit zijn lieden die menen dat de hemel de grens vormt en dat je moet blijven scharrelen tot je hoofd er als een ei uitziet, hebben de zaak verbasterd tot een momentum. Het ogenblik kreeg iets van een monument maar vooral, het werd manipuleerbaar. “Ik voel dat het momentum gunstig is.”
Lang heeft dat niet geduurd, dat momentum. Het bleek geen monument te kunnen worden. Nu zijn er opnieuw momenten. Maar ze breken niet meer aan. Nee, de mens breekt ze aan. Er is het trefmoment voor ouders op de nieuwe school. Er is het afscheidsmoment als iemand gestorven is. Er is het ontspanningsmoment op het werk. Of het kennismakingmoment. Al bij al mag het nog een moment lang duren. Een ogenblik, graag, meer mag dat niet zijn.
Ogenblik! Wie zegt dat? Wie vindt dat we geen tijd meer mogen nemen? Als iemand onder jullie de schuldige vindt, u gelieve die uit te leveren aan het Strafhof te Den Haag wegens grove schending van de mensenrechten en wegens aanslag op de mensheid en, last but not least, wegens diefstal op de mensheid met collectieve verarming als gevolg. Tijd moet u weten is ons geld. Het is ons kapitaal. Wij zijn wij? Wij zijn de kapitaalonkrachtigen die het moeten doen met wat koopkracht. Die beperkte koopkracht nemen we er bij, als we maar vrij mogen beschikken over onze vrije tijd, ons echt kapitaal.
Als men dat kapitaal echter opsplitst in momenten en die dan vervolgens in een mum van tijd laat afhandelen, zodat we in ademnood komen, dan gaat dat ons te ver.
Een ogenblik, graag.
The most beautiful gesture in the world
death leers at you and apes
with harp and flesh-wound
the pink twilight of your eye
beaming your worldly smile
with your eternal sloppy joe
under which your terrific breasts
the left one pretty
heavier
than the other
death on the look-out in every smelling thicket
harpy wings snare the mermaid
bearing your fish love
jeans stripped off hastily come
i am your nymphomane diverted my
functionalist sheath
ever so proud of your death in me
sure lust for the lasso
the noose on my nut
the gob and the froth
fall for foul fuckers but you
your lovely eyes take me
please
ere i perish
and grief
ah my love sweet love never
left from my song
this be the day
death lurks but lingers
snaps out
at our amiss
“like embers, I lie among the dead”
“like embers, I lie among the dead,
among their stale staves, their bodies borne below –
their maunder, when their rest and dawn have fled,
their blows reign down within the embers’ glow”
http://www.alansondheim.org/stale.png
http://www.alansondheim.org/stale.mp4
bellow, gullets half filled with stale waters, bones, flesh
gnawed from phenomenologies. I’m undergoing defuge, that sense
of information not present (was present) but stale – as in as
well (was present) enervation; body = language – hir stale
usual thing – Fetor, fetid:
a hand become stale (staleness itself is of interest for a few
hours). the stale day unfurls its maroon hours against me, all
my writing’s fucking stale, stale of train or mind, idle, cycle
and rail and scattered. that it is blocked, the road at night as
for wires, air, fibers, all transmitting into scattered showers.
& covered a stale odor permeating lava, air, skin, and sky as
if an avatar disappearing, an apparatus, whose body is a noun –
– and hir stale usual thing – bellowed, gullets half filled
with water, bone, gnawed flesh, and this is language:
fetid, spread, emitted, spewed, targetless and broiling like
phenomenology’s defuge – information absent (was present) – as
in the body inconceivably wiped clean and e-faced – my spam body
– my spammed body – hir usual thing – i’m used up, disappeared –
the day unfurls – stale as can be – i’m left for death – i’m
trampled – pornographic jennifer – pornographic alan – air and
sky and skin – always that skin – that stale fetid smell – lava
– stale language – hurry first motion stream – notions –
gone riding your back once again, that odor, defuge, my face in
it – yours – my face yours – you say
“this image is the same image is the stale image the first image
of death is no image is the stale image the last image of death
is the stale image is the first image”
you get the idea – you say
“incessant”
pour Henri Michaux, le grand maître de mes pauvres arts en met dank aan m.g. voor haar rake suggestie
ik wreek ik raak ik werk ik rek
ik week ik kwak ik keer ik wek
ik krijt ik koor ik rok ik rul en ril
en nog krijg ik de tijd niet stil
ik beer ik boor ik baar ik bek
ik krab ik roep ik pik ik pek
ik prak ik preek ik bok ik bil
en nog krijg ik de tijd niet stil
ik vreet ik wrijf ik wraak ik wrok
ik rijf ik troef ik roof ik fok
ik kus ik kerf want als ik sterf
krijg ik de tijd wel dood en stil
Vindt ge de tekst wel oké maar staan sommige dingen u niet aan? Geen probleem, hier vindt ge alles wat ge nodig hebt om uw eigen ’tijd’ te maken.
Echt moeilijk is het nietè, dat ziet ge direct: ’t is gewoon 3 regels met ewa werkwoorden en dan ‘en nog krijg ik de tijd niet stil’ erachter aan. Meer stelt het niet voor.
Nu, de versie hierboven hanteert een heel strikte formule waarbij de gekozen werkwoorden ook nog ’s dezelfde klanken moeten hebben, maar als ge pas begint met Neo-Kathedraals Schrijven kiest ge misschien beter voor deze ‘vrijere’ versie. ’t Is tenslotte uwen tijd die ge d’r in stopt è.
En dan is’t maar invullen è:
ik + ww-lang +ik + ww-lang + ik + ww-lang + ik + ww-kort
ik + ww-lang +ik + ww-lang + ik + ww-lang + ik + ww-kort
ik + ww-lang +ik + ww-lang + ik + ww-kort + en + ww-kort
en nog krijg ik de tijd niet stil
als ge dat niet zo dadelijk vindt, zoveel werkwoorden, pakt ge d’r een woordenboek bij è, de ‘professionelen’ die doen dat ook heel den tijd (google ‘woordenboeken’ en/of ‘rijmwoordenboek’)
Allez, veel plezier met uw nieuw ’tijdverdrijf’!
(plak jouw resultaten hieronder als ‘reactie’ dat is plezant voor de andere mensen, dan hebben die ineens meer voorbeelden!)
My darling,
I ought to begin by begging your pardon, perhaps,
for the extraordinary letter I wrote you last night. While
I was writing it your letter was lying in front of me and
my eyes were fixed, as they are even now, on a certain word
of it. There is something obscene and lecherous in the very look
of the letters. The sound of it too is like the act itself, brief,
brutal, irresistible and devilish.
Darling, do not be offended at what I wrote. You thank me
for the beautiful name I gave you. Yes, dear, it is a nice name
‘My beautiful wild flower of the hedges! My dark-blue,
rain-drenched flower!’. You see I am a little of the poet still.
I am giving you a lovely book for a present too: and it is
a poet’s present for the woman he loves. But, side by side
and inside this spiritual love I have for you there is also
a wild beast-like craving for every inch of your body, for
every secret and shameful part of it, for every odour and act
of it. My love for you allows me to pray to the spirit of eternal
beauty and tenderness mirrored in your eyes or to fling you
down under me on that soft belly of yours and fuck you up
behind, like a hog riding a sow, glorying in the open shame
of your upturned dress and white girlish drawers and in
the confusion of your flushed cheeks and tangled hair. It
allows me to burst into tears of pity and love at some slight
word, to tremble with love for you at the sounding of some
chord or cadence of music or to lie heads and tails with you
feeling your fingers fondling and tickling my ballocks or
stuck up in me behind and your hot lips sucking off my cock
while my head is wedged in between your fat thighs, my hands
clutching the round cushions of your bum and my tongue
licking ravenously up your rank red cunt. I have taught you
almost to swoon at the hearing of my voice singing or murmuring
to your soul the passion and sorrow and mystery of life and
at the same time have taught you to make filthy signs to me
with your lips and tongue, to provoke me by obscene touches
and noises, and even to do in my presence the most shameful
and filthy act of the body. You remember the day you pulled
up your clothes and let me lie under you looking up at you
as you did it? Then you were ashamed even to meet my eyes.
You are mine, darling, mine! I love you. All I have written above
is only a moment or two of brutal madness. The last drop
of seed has hardly been squirted up your cunt before it is over
and my true love for you, the love of my verses, the love of
my eyes for your strange luring eyes, comes blowing over my soul
like a wind of spices. My prick is still hot and stiff and quivering
from the last brutal drive it has given you when a faint hymn
is heard rising in tender pitiful worship of you from the dim cloisters
of my heart.
Nora, my faithful darling, my sweet-eyed blackguard schoolgirl,
be my whore, my mistress, as much as you like (my little frigging
mistress! my little fucking whore!) you are always my beautiful
wild flower of the hedges, my dark-blue rain-drenched flower.
JIM
James Joyce, letter to Nora Barnacle, 2 December 1909
“mAtrix” uit metafysika uitgelegd aan onze goden. werk in wording. het werk bestaat uit 2 delen van elk 2 afdelingen, elke afdeling bevat 6 teksten. “mAtrix” is de oogspil… dat de twee delen scheidt…
[opmerking: deze post is veranderd, het weerspiegelt de laatste schets; 14 maart 2018]
[wederom een update: 17 mei 2018]
* voor jij *
En de bladeren van de dageraad en de stille vogels van de morgen vallen niet ’s nachts maar het sneeuwt in de verte dat het jouw naam is onmiskenbaar dwalend in de zwarte paleizen van de gedachte een plaats zoekend voor haar voet
als ik omkijk als ik schrik
Omdat ze de kruiken van huid zo merkbaar zacht breken als steden ineenstorten voor onze ogen uiteindelijk de moede val alles wat blijft van niets dat blijft en gemeen lachen vanuit onvermoede kieren en spleten honend en verlaten als ze je handen voor je ogen binden waarbij de adelaren van
de aarde en moederkoeien van de zon zich een heenkomen zoeken onder je beenderen als iedereen knielt omdat alleen jij dat zou moeten en hierom dat je het nooit deed als ze als— we geven het op
en slaan ijzers over de uren om het wachten draaglijk te maken—
En in een stille binnenplaats fluistert men tegen de ijsbloemen dat het winter wordt waar zijn de meeldraden is het hart gebleven huil je waarom o kon ik dat aanraken in je wat ik ken in je ogen geschreven door de nijvere scribenten van je dromen nachtgedachten kon ik het aanspreken of slechts zien en niet de bloemen van je verlangen schrikachtig achter gordijnen wegkruipen o kan ik kon ik dat aanraken lied waar pijn en vrede als schaduwen de wegen gaan die alleen het hart kent alleen
als door webbige draden en gangen
Het is genoeg misschien genoegt het het te willen misschien is het genoegt de O G E N B L I K
ill. Kees van Dongen
Woordverliefd versluip ik mij
in jouw smiezen,
je wordt een glimlach die ritselt in het riet
een zieneres die mijn wereld weerbarst
verwarrend mij huidt en hardt tot ik stilschrijvend
zwijk in de vorigheid voor de orde
van de dingen achter de macht
voornaam mijn woord, mijn woord smoor ik,
en water mijn groothoofse vloot onwagelijk achter de plaats
mijn eeuwige loodse, die ik liefheb als het gezonkene
NUREYEV
ik vind bushokjes belangrijk en trouwplannen van rijstboeren en meeuwen
als kushandjes van uitbundige zeeën
voor Amerikanen op wereldreis in onze lachspiegels is de vrijheid
om te doden belangrijk
voor de Russische danser
is romantisch mager zijn belangrijk
aan zijn spitsen wordt hij een talentvolle aanvaller
in de zaal zitten KLOKKENSTILLERS, KROONLUCHTERSBLAZERS, ORKESTLIJDERS, OCHTENTURIERS, BEJAARDIERS, TWEELINGGANGSTERS, HAZENLIPLEZERS, LATATLETEN, PIERROTMANEN, PIANOPLAYERS, VROLELIJKEN, KUNSTGEBITSCHILDERS, OPNIEUWELINGEN
terwijl hij op het podium de huidflarden veegt van maandstondroze en boksblauwe
KAUWGOMBALLERINAS
A short few sentences about the future of the planet earth,
its intrepid digital knowability and consolidation of power
in the hands of a few against the popular media presenting
a young man or woman who is the One who will save the entire
Universe and perhaps the Multiverse as well in spite of some
rather troubling issues of light speed and unimaginable
distances and forces while those few (see above) manage a
nuclear landscape whose very elements are fundamental to the
planet as a whole but which in their hands which are usually
those of a single human being and most often male presuming
infinite life and power while continuing the anthropocene
slaughter of organisms at all scale worldwide reducing the
world to a veritable desert through pain and brutality while
it seems almost certain no one will be around to see the
holocaust through to its ultimate conclusion.
John Coxon Approaches the Isthmus of Darien
the green wall
i have never been able to speak properly
planetary personality graffiti
glenn gould gg allin
chancre moto
motto koto cotto
dulce sotto
unko otto
the green wall
i behaved poorly
my little plastic cup with pogo on it
the porkpie hat and ashcan school
the red face
the stove pipe
the rising tide of indifference
of difference
of compassion
of passion
youve probably seen this
i remained impassive
the impasse in my feeling was phenomenal
the green wall
the bamboo forest
as if we had entered the wall
and discovered it was no wall at all
but something closer
to an articulated zone behaving like a boundary in the act of compression
glenn gould greta garbo
greentooth
youve probably seen this
i thought atrocious things
the idyll of chaos had never
died dove oldfin
olefins parafin
сухе kuiv
primordial polyphony
the green wall
glenn gould gary gianni
a wrong entry in the round
the green wall
and never believe it
matrixial mannerism
we picts are the scattered islands
i’m bad
transcendent non-transcendence
buffalo bamboo banach
green glue
guffawing γρυπός
i’m raising the bar
by lowering my expectations
alce alice
opinicus opinion
ziz-keruv (system curve)
this cueva go atrato
Ik heb het helemaal gehad met het Midden-Oosten
Ik heb het helemaal gehad met China
Ik heb het helemaal gehad met de sociale media
Ik heb het helemaal gehad met klassieke wijsheden
Ik heb het helemaal gehad met neologismen
Ik heb het helemaal gehad met de waan van de dag
Ik heb het helemaal gehad met verschillende soorten vogelvoer
Ik heb het helemaal gehad met downloaden
Ik heb het helemaal gehad met koude koffie
Ik heb het helemaal gehad met sneeuwvlokken
Ik heb het helemaal gehad met hagelslag XL
Ik heb het helemaal gehad met de stratosfeer
Ik heb het helemaal gehad met raadgevende referenda
Ik heb het helemaal gehad met postzegels
Ik heb het helemaal gehad met kruiskopschroevendraaiers
Ik heb het helemaal gehad met aardlekschakelaars
Ik heb het helemaal gehad met knoopcel batterijen
Ik heb het helemaal gehad met plastic munten
Ik heb het helemaal gehad met nagellak remover
Ik heb het helemaal gehad met visitekaartjes
Ik heb het helemaal gehad met diplomatieke betrekkingen
Ik heb het helemaal gehad met enkel- of dubbellijnige kaderstukken
persévérant par amour ou foutu
par la répulsion, la fin établie en tant qu’axe
et froide la force utilisée pour que ça raidisse,
le tour résiste en dénouant par déchéance.
est-ce blanc ? les lis nagent en faisceau.
est-ce noir ? le vrai pullule le plaisir vaisseau.
faire tourner les pôles en ronds rigoureusement
laisser se déborder le seau franchement
se faire bannir de la bonne santé en toute liberté
bruyamment les instincts se faire ressaisir robustement.
zie ook tekst 5 uit afdeling II en tekst 1 uit afdeling I
werk in wording 4 afdelingen van elk 6 teksten, met een mAtrix….
Bezit je een Viking- of Wolff- of Sub-Zero-apparaat?
Ben je geboren in februari?
Heb je in de afgelopen 12 maanden een winkelcentrum bezocht?
Heb je in de afgelopen 6 maanden gejaagd op elanden, beren, of herten?
Bezit je een buitenboordmotor van 10 pk?
Heb je in de afgelopen 6 maanden een reis naar Australië gemaakt?
Heb je een fret?
Bezit je een kayak?
Heb je in de afgelopen 6 maanden een boete gekregen voor rijden door rood licht?
Heb in de afgelopen maand je een nieuw rijbewijs gekregen?
Heb je in de afgelopen 6 maanden op één dag meer dan 160 km gereden op een fiets?
Bezit je een hengel voor vliegvissen?
Ben je geboren in juni?
Heb je een geldig opera-abonnement?
Heb je in de afgelopen 6 maanden een tennisracket gekocht?
Heb je in de afgelopen 6 maanden een inenting tegen malaria gekregen?
Heb je ooit een rijbewijs gehad?
Heb je een rasechte dalmatiër?
Heb je in de afgelopen 6 maanden de hele buitenkant van je huis geschilderd?
Het geheimzinnige vaartuig
Gisternacht toen alles sliep,
amper wind met afgemeten
zuchtjes door de straten liep
en mijn slaap het af liet weten,
hielp geen pil, noch wat ons diep
slapen laat: een goed geweten.
*
Zonder de gewenste slaap,
liep ik eindelijk naar het strand,
zag, onder een milde maan,
man en schuit op ’t warme zand,
slaperig beide, herder, schaap:
slaperig stak de schuit van land.
*
Wel een uur lang, leek het mij
(of een maand, een jaar, om ’t even!)
dat mijn denken ’t had begeven
’t werd een grote grijze brij,
’k werd een afgrond in gedreven,
bodemloos – toen was ’t voorbij.
*
Ochtend – op het diepe donker
van de afgrond, welbehoed,
lag een vaartuig. Alom klonk er:
Wat was loos? Wat zag je? Bloed? –
Het bleef stil! Wij sliepen, sliepen
allen ach zo goed, zo goed!
Friedrich Nietzsche
vert. Ard Posthuma
met dank aan Wim Noordhoek
volhardende, van liefde uit of weg
van walg, het einde ingesteld als spil
en kil de kracht benut van wat verstijft,
ontwarrend uit verval de keer die blijft.
is ’t wit? de lelies drijven op het rot.
is ’t zwart? het ware zweert uit het genot.
rigoureus de polen dol doen lopen
vrank de emmer laten overlopen
vrij zich uit de welstand laten bannen
driest de driften duchtig doen vermannen.