CCXL
Dit licht dat is, dat nergens nog gebeurt
dat hier tot niets maakt, alles er voorbij,
verzegelt hen met zwijgen om de beurt:
twee herten in elkander, niet onvrij
hoe zij zich raken, niet, met hun gewei.
Zo fel wordt nog het licht, dat het dag wordt,
en zo daar liggen zij met lust omgord,
dat lijven in elkaar verlopen traag
dat niets zichzelf er vindt en alles stort
vanzelf tot rot en slijm ineen gestaag.
invoertekst (2014)
CCXLI
In de mist, ’t kleffe niets waarin het staat,
ontwervelt het de rug der gedachten –
zijn het fileert zichzelf van eigen graat –
en de zon brandt door tot hoe zij lachten:
bot is alles wat het kon verwachten.
Zijn land is in een waan ontstaan, vergaan,
het hecht niet meer zo fel aan dit bestaan.
Het had haar vast in ’t licht van ’t moment,
het laat haar straks in haar, in jou ontstaan:
’t beleefde schone is altijd present.
invoertekst (2014)
CCXLII
Het wou dat het in haar verdwijnen kon,
in de gedachte dat zij weg was, is
en dat er iets speciaal voor hen begon,
de toekomst weg zou wezen van LAIS,
dat al het zingen hen betrof, maar ’t is
nu zelf het lied van die gedachte, stil,
rottend in de brij van vergane wil.
Het wou dat het in haar verdwenen was.
Het was er haast, en dan die nare gil.
Er is herinnering, die geeft geen pas.
invoertekst (2014)
CCXLIII
De liefde is een rare lamp waar al ‘t
donker zijnde gans glimt en glooit rondom:
sensuele schaduw in het klare valt
van waar de liefde liefde plooit rondom
en argwaan als gelogen wijkt alom.
Wanneer zij zelfs maar even heeft gebrand
brengt zij een eeuwigheid in ons tot stand
waarin beweging wordt tot werveling,
waarin de hand in hand na hand belandt
en steeds de hand is van jouw lieveling.
invoertekst (2014)
CCCXLIV
Traag is wederom de dag begonnen,
een tasten naar waar er geen lijven zijn
nu het in haar, zij in het begon en
het zweeft in de leegte van afwezig zijn.
Nog loom de spieren zijn verkrampt in pijn
omdat het nog aan strelen is gehecht.
De warmte van het laken is onecht:
’t heeft te veel zijn naam op haar gelegd.
Een lus rond het niets is zijn mond, niets zegt
het hier, alles komt vanzelf bij haar terecht.
invoertekst (2014)
CCXLV
Vormen worden vormen in de vormen
die elkaar betasten en omarmen
tot zij wormen worden voor de normen
waarmee het schrijven vormen verarmen
tot een lichaam zonder hart of darmen.
In dromen strekt het zich uit in heur haar
en strijkt het zingen aan van haar gebaar.
Het voelt haar zuiver schrijven in zijn handen
zijn lijf wordt oog, het leest haar bij elkaar.
’t Schrijft haar uit in lege woordverbanden.
invoertekst (2014)
CCXLVI
Hoe ellendig niet is zijn mirakel?
Welke slaapdoos prikt zich aan een dode roos?
Woord na woord is lang nog geen parabel.
De duivel opende Pandora’s doos
en zocht de laagste troefkaart die hij koos:
gebroken minnaar, niets in zijn handen.
O wonder der stemloze verbanden
gij praatvaar en paljas in d’ aardse hel,
wie wil er zo in het vuur nog branden:
genot beknot tot miserabel spel?
invoertekst (2014)
CCXLVII
Is niet de ellende wonderbaarlijk?
Erotiek behaagt ons met haar raadsel
en ’t mysterie maakt ons onbedaarlijk.
Waarheid is een veelvoud, elke zaadcel
is van leugens het vernieuwde maaksel.
Maar d’ engel die ter aard gevallen is,
de duivel naait wat er gebroken is.
Rotte steden met hun brede lanen
en leven waaruit lust verbannen is:
maak plaats voor ’t kolkend vuur der tranen.
CCXLVIII
Zij raakte het aan daar waar het niet is,
zij maakt het echte er in klaar en waar.
Haar wereld wemelt daar waar niets nog is,
en ’t is verloren met of zonder haar:
haar gebeuren is een schitterend gevaar.
Het was het duister zo intens gewend,
het kon er preken als verlichte vent,
in vuur en vlam voor liefde die nooit kwam.
Nu geeft zij het de leegte als present:
het staat perplex, zij straalt, het is haar lam.
invoertekst (2014)
over LAIS
LAIS is de geschiedenis van een verwording. het ‘ik’ van de dichter sterft af en is een ‘het’ geworden. het ego sterft als god in ’t diepst van zijn gedachten maar ergens halverwege niest het van ontzetting in de verzamelde geschriften: het kan niet zonder haar.
LAIS zal uit 449 dizaines bestaan en is een update van de DELIE van Maurice Scève van 1544. een dizain is een oude Franse dichtvorm: 10 regels van elk 10 lettergrepen in een vast rijmschema ababbccdcd.
het werk wordt sinds 2010 rechtstreeks online geschreven op deze website
.- over het ‘Gedicht van de Dag‘- programma
– over LAIS en de geaugmenteerde schrijverij
– LAIS 2020.docx