largisto per ktimo vaargna
uurkil vort pukschik
naargh tia aargh fut
naarfgh smitta opisto.
Het is niet de primitieve manier waarop mensen van onder de sahara zich ontlasten, noch een fragwürdig erfstuk van de homobeweging. Hurkpoepen is de meest gezonde manier van defeceren, dat heeft de beeldschone Duitse Julia Enders ons uitgelegd in haar boek met de tenenkrullende ondertitel De charme van je darmen.
Het is openbare instellingen een doorn in het oog. Mensen uit ‘andere culturen’ die niet anders gewend zijn, gaan met hun schoenzolen op de toiletrand zitten, ontlasten zich niet in het midden van de pot maar langs de bril, waarna zij hun poep met een stukje wc-papier tevergeefs proberen te verwijderen en het alleen verder uitwrijven. Het ontbreken van een waterslang, dat hen de gemoedsrust had kunnen geven omringd te zijn door enige beschaving, frustreert de hurkpoepers dermate dat dit leidt tot plotselinge, ongecoördineerde bewegingen van hun half ontklede lijven, hun onwelriekende vingers en hun besmeurde achterwerk, hetgeen de hygiëne in het toilethokje niet ten goede komt.
Om deze mensen, die men in politiek correct Nederlands graag bejubelt als de “ánder”, hygiënische mores te leren, heeft men een integraal verbod ingesteld op hurkpoepen. In de intiemste krochten van onze openbare gebouwen zijn verbodsbordjes opgesteld die de waarde nieuwkomer erop wijzen dat hij in dit land dient te defeceren in de zelfde houding waarin we dineren. Maar of zij deze maning ter harte nemen?
We kunnen het niet weten. Dat maakt toiletmores juist zo interessant. Om te doen wat de tijdsgeest voorschrijft, observeren, ‘in kaart brengen’, bespieden, dient het Westen een laatste bastion van privacy prijs te geven. Het recht om op de wc niet absoluut gevrijwaard te zijn van de blik van anderen. Gehandhaafd kan het hurkpoepverbod daarom alleen in een klucht. Stel je een handhaver voor in een lichtblauw uniform met een gaaf antihurklogo, die zich bij het toiletbezoek van een persoon met een hurkachtergrond of uit een hurkgevaarlijk land, voor het toilethokje posteert en de poeper moraliserend toespreekt:
“Je weet dat je op de bril moet zítten…”
“Ik voel het aan mijn water dat je niet op de bril zit…”
“Het is eigenlijk niet toegestaan, maar wat als ik per ongeluk onder het deurtje doorkijk en je voeten niet op de grond zie staan?”
“Zittend poepen klínkt anders, Abdullahi…”
Het toilet wordt op die manier tot het paradigma van onze tijd: een biechthokje waarin je kan zondigen. Een plek waarin men geheel met zijn geweten alleen is, bekeken alleen door de Almachtige. En slechts daar, op de allerprivaatste plek, afgeschermd van de controlerende blik van de wereld, is het nog mogelijk om absoluut te zondigen. Omdat zij onzichtbaar is, blijft de zonde vanuit het perspectief van de oordelende neergaande cultuur imaginair, we beelden ons in hoe de Vreemdeling op de privaatste stek die we hem niet kunnen ontnemen zonder onze eigen cultuur te verloochenen, de absolute zonde begaat, het ultieme affront tegen onze beschaving, juist omdat die beschaving voorschrijft dat het onzichtbaar en dus straffeloos moet blijven. Hurkpoepen is het absolute metafysische verzet tegen de Westerse moraal die arbitraire waarden als rationele en alternatiefloze doxa presenteert.
In een nihiliserende samenleving waar de hoogste waarde hooguit schouderophalend en nonchalant wordt nageleefd, kan het begrip zonde tegenwicht bieden, mits we ons die zonde voorstellen als iets dat is afgesloten van het publieke discours dat absolute waarden vertrapt. Iemand betrappen op de zonde van het hurkpoepen is zélf zondig, omdat het impliceert dat de wc-rust is verbroken, een van de fundamentele principes die ons sociale contract schragen. Een zonde die niet zonder zonde kan worden geobserveerd: in proto-nihilistische tijden is het de perfecte impuls voor irrationele trots op de eigen cultuur.
Voor een gestorven dichter
Er moet nog een gedicht komen over ejaculatie en calculatie.
Een leven vol hartvet, de optelsom van 52 jaar oorpijn.
Levenslang dichten op de trampoline van de dood.
Etiquette, etiketten, je weet, de droefenis van copyrettes.
We doen posthume wel dat Knausgard of Murakami dansje samen.
Hi-ha-hi-ho, doe de Nobel, doe de no blesse!
We horen luid koren zingen for Whom the Bell Tolls.
Je ne t’oublie pas mon frère.
Niemand is een eiland namelijk.
Wist je trouwens dat Uruguay het Zwitserland
Van Latijns-Amerika wordt genoemd?
Ik wil voetballen in Montevideo met jou, jij Cavani, ik Suárez
We horen luid koren zingen it tolls for thee.
Beste meneer Nuon
Vandaag werd hier voor het eerst uw prik thuis bezorgd.
Het sputtert en komt er met horten en stoten uit.
En nu slaan plotsklaps ook nog alle stoppen door!
Uw prik is zogezegd regelrecht kloteprik!
Is die nieuwe prik van u wel helemaal oké?
Heeft u uw prik niet stiekem versneden?
Met nepprik bijvoorbeeld of van die goedkope vuile?
Zitten er geen klontjes in of luchtbellen, van die natte?
Ja, je weet het tegenwoordig niet, hè.
Rare dingen doen zich wel vaker voor de laatste tijd.
Maar als het weer gebeurt stuur ik alles linea recta terug hoor!
Druk ik uw prik net zo makkelijk terug door die twee gaatjes.
Dan moet u er zelf nog maar eens goed naar kijken.
Of het allemaal wel zuivere prik is en helemaal 100%.
GRAPES OF ART – CORONA / HEAVEN IS A BEAUTIFUL PLACE
Schilderij: Ilse Derden
Fotografie, montage en productie: Arnout Camerlinckx
Geluid: Radio Klebnikov (Angelika Thulke leest Corona van Paul Celan)
tekst:
Corona
Aus der Hand frißt der Herbst mir sein Blatt: wir sind Freunde.
Wir schälen die Zeit aus den Nüssen und lehren sie gehn:
die Zeit kehrt zurück in die Schale.
Im Spiegel ist Sonntag,
im Traum wird geschlafen,
der Mund redet wahr.
Mein Aug steigt hinab zum Geschlecht der Geliebten:
wir sehen uns an,
wir sagen uns Dunkles,
wir lieben einander wie Mohn und Gedächtnis,
wir schlafen wie Wein in den Muscheln,
wie das Meer im Blutstrahl des Mondes.
Wir stehen umschlungen im Fenster, sie sehen uns zu von der Straße:
es ist Zeit, daß man weiß!
Es ist Zeit, daß der Stein sich zu blühen bequemt,
daß der Unrast ein Herz schlägt.
Es ist Zeit, daß es Zeit wird.
Es ist Zeit.
Herinnering aan Marsman
Denkend aan Holland zien we brede wegen
traag door oneindig laagland gaan.
Slierten mensen in files aaneengeregen
op weg naar Vinex-wijk of woonboulevard.
Politici die plechtstatig de Vox populi nabauwen,
op eigen hoge hoed fier pluimen zetten,
om aan de einder gekomen amechtig
nog eenmaal tegen elkander op te staan.
En in die met asfalt dooraderde ruimte verzonken,
liggen mega-boerderijen verspreid door het land.
Dood raaigras met spookbossen, desolate dorpen
met vermolmde kerken en steden vol wolkenkrabbers,
alles in een immens verband.
De lucht hangt er laag en
de zon wordt er langzaam
in uitlaatgassen gesmoord.
En in alle gewesten
– van gewest tot gewest –
wordt de stem van het volk
met zijn eeuwige rampspoed
gevreesd en gehoord.
RADIO KLEBNIKOV 18/01/2020 : Sarah Michaux en Liesbeth Lemmens vertolken 2 fragmenten uit ‘Een man begraaft een boom’ van Shari Van Goethem met levende gitaarbegeleiding van Klaus Pardon.
tekst: SHARI VAN GOETHEM
een man begraaft een boom
een vrouw valt voorover in een lege kamer
een andere man rolt landkaarten op
een andere vrouw ligt in een bijna lege kamer
op een halve vrouw na is ze alleen
nog een andere man is alleen
er speelt een kind en een transistorradio
drie meisjes hurken
onderaan de trap gaat zij liggen. zij gaat liggen. onderaan de trap
zij blijft liggen. onderaan de trap blijft zij liggen. een jongen komt binnen
komt binnen, stapt wijdbeens over de vrouw heen. zij
blijft liggen. onderaan de trap
onderaan de trap. een jonge vrouw komt binnen. zij blijft liggen. buigt
zich over haar heen. zij blijft liggen. de jonge vrouw staat op
staat recht. zij blijft liggen. overweegt de lift
maar ze gaat liggen
ze liggen. onderaan de trap. onderaan de trap blijven ze
liggen. tot de vloer zich vult met vrouwen
de vloer vult zich met vrouwen. ze gaan liggen. ze blijven
liggen. onderaan de trap. onder de trap. aan het raam
aan het raam. overal. ze liggen overal. de vrouwen, ze liggen. overal
planten hun vuist in eigen maag. maar blijven liggen
ze blijven liggen tot de kin de knieën raakt. dan staan ze op. de vrouwen
ze staan op. zij
laatst
Uit: Een man begraaft een boom
voordracht: Sarah Michaux en Liesbeth Lemmens
gitaar: Klaus Pardon
techniek: Arnout Camerlinckx
beluister de volledige show van dit fragment:
RADIO KLEBNIKOV is het levende programma van de Vrije Lyriek – elke zaterdag van 18:00 tot 20:00 op RADIO SCORPIO http://radioscorpio.be/luister.html
GROSSE, GLÜHENDE WÖLBUNG
mit dem sich hinaus- und hinweg-
wühlenden Schwarzgestirn-Schwarm:
der verkieselten Stirn eines Widders
brenn ich dies Bild ein, zwischen
die Hörner, darin,
im Gesang der Windungen, das
Mark der geronnenen
Herzmeere schwillt.
Wo-
gegen
rennt er nicht an?
Die Welt ist fort, ich muß dich tragen.
voordracht: Angelika Hulsmans
gitaar: Klaus Pardon
techniek: Arnout Camerlinckx
beluister de volledige show van dit fragment:
RADIO KLEBNIKOV is het levende programma van de Vrije Lyriek – elke zaterdag van 18:00 tot 20:00 op RADIO SCORPIO http://radioscorpio.be/luister.html
De Neue Kathedrale des erotischen Elends is een open, anti-elitair en a-commercieel ontwikkelings- en saneringsprogramma dat onderzoek verricht naar hedendaagse vormen van creatieve beleving, de mogelijke functies van de auteur daarin en deelroutines ontwikkelt die voordelig kunnen zijn voor ieders mentale gezondheid.
De NKdeE richt zich bij uitstek op het schrijven en het tekenen en het schrift als brug tussen beide creatieve activiteiten.
Als programma is de NKdeE zelf een geheel van lopende schrijfprogramma’s waarvan sommige al wat gedocumenteerd zijn. Momenteel zijn deze programma’s min of meer actief:
(voorlopig) gestaakte programma’s:
[Voordracht van het driedelige gedicht van Paul Snoek op Radio Klebnikov – live recording van 11/01/2020]
I
Mijn hielen aan de koele tegels des waters
en de maan door mijn oorschelp verduisterd,
zo durf ik rusten in de gleuf der glazen heuvels,
waarin de nacht mij als een zucht weerkaatst,
want waarlijk, een kus is mijn enige zintuig.
En zacht, als zilver dat men bijna aanraakt,
volbreng ik verzadigd de werken der goden.
Dit is mijn longen ontladen en drinken en
tussen adem en schaduw bewonderend voelen
hoe mijn handen angstvol in hun warme holte
de koude vingers van hun schepping strelen.
II
Het is een droom, voortvluchtig als water,
het korte glimmen van een mantelhaak,
het bijna horen zingen van een vreemde vogel,
iets dat ik mij enkel ’s winters herinner.
Het is de droom dat ik tover met echo’s
dat ik doorzichtig het water weerkaats
en het water niet naboots,
dat de dauw die in mijn neusgang stolt
de bloem beweent die ik mij heb verbeeld,
dat de kleur die aan mijn vingers kleeft
aan de vleugel ontbreekt van de vlinder
die ik zag met het hart van mijn oog.
Het is de droom dat ik droomde.
III
Wanneer de ijsprins mij verlaat
en mijn borst zich bevrijdt van zijn schuddende ebbe,
wanneer ik mij wond aan de pegels der stilte
of aan het laatste slurpen van het daglicht,
het is dan dat een god mijn lichaam bewoont.
Het is wanneer ik hem vluchtend benader
en op zijn schouder rozen kus of soms
mijn mond laat rusten als een munt
dat ik mij uitwis en kortstondig glinster
als de ster, vóór zij in zee valt.
Het is wanneer ik even sterf
dat ik hem eeuwig liefheb en vallend bewonder.
https://dbnl.org/tekst/_gid001196301_01/_gid001196301_01_0007.php
muziek : Max Richter – On the Nature of Daylight (Entropy)
geluid : Arnout Camerlinckx
voordracht: dv
[eerste deel van de voordracht/radiobewerking van DE GESTALTE DER STEM proëzie van Bert Schierbeek (Bezige Bij 1957)]
IK BEWEEG MIJ nu in de gestalte der stem
die gaat in de kilkeper het woord
in mijn linkerhand een gehoorapparaat
in de rechter de huid van de aarde
ik hoor de weerwraak
ik zie het slachtofferspel der geliefden
ik zet mijn hart uit in de tastende ruimte
mijn mond op het raster der angst
mijn lippen kussend de donkere gang van het leven
in de doorbraak der ogen het licht
van de architectuur van de stem
die gaat binnen de tonggeslachten
door het raamwerk der voorstellingsstromen
in het wonderlijk kristal van het zweet onzer handen
langs de denkbeeldige muur
met de poorten van in- en uitgang
over de drempel der zevende eenzaamheid mens
die bouwt in de architectuur van de stem
die staat als het dak over woorden
de zwarte zee en de huifkar der liefde
het edelkoord van het schrift der dode volken
en het breukverband der verdoofde oren
de bouwkunstige gang van de stem op aarde
dat is zei een man dat ik zo licht mag worden als zeer oude
thibetanen en mij met ketenen omhang om van de aarde te
blijven om het levensbeeld van minnend maanvolk aan de
hellingen der bergen te voltooien met de naar binnen
geslagen stem der wijzen uit het duistere gat van het licht
waarin ik woon en zeer langzaam met spelden de muren
doorboor om wederom tot de zon te geraken gaande naakt
door de eeuwige sneeuw van het bidden voor een beeld van
altaar in de omwandelende voet van het heiligdom
strelend de verlatenheid van de menselijke huid gaat de hand
van de stem
ik speel met de vingers
ik heb mij van veel ontdaan
met de worgende en strelende vingers
ik sta alleen in het huilende huis van de wind
met de verloren handschriften der dode zee
zo zout
zo oude legende
de knoros van het licht in mijn ogen
de vliegende koeken verlaten mijn handen
dat zijn de daden
om te verzachten
zij maakten daarvoor zei de man wonderlijke reliefs in de
vorm van wagenwielen en ook zo groot en de spaken waren
de paden waarop gesteld stonden de gestalten van verbeeldin
die hen omringden de vlaggen, lampen en wierook en de
stemmen der lama’s waren torentjes klei de torma’s
genaamd
dit is
de cosmogenese der stem vol vreemde figuratie
over de lippen
de menselijke
de draagbalken weedom
de consoles vertrouwen
de loketten der twijfel
de hang en sluitwerken der hartkameren vrees
de windhaken der hoop
de wonderlijke formules van de eenheden uitgaande en
inkerende stem waardoor ik de dood vrees
zoals de arme vrouw die de stemmen kent soms vraagt het
geluid te stoppen of wat terug te zetten en ook de gaten der
doorgang de deuren muren en ramen
de stem die de genade niet geeft
en de gek van de mens maakt die hoort
want er zijn slechts weinigen die de stem horen
maar er zijn er de velen die haar maken
zij bouwen het schaduwtheater der verontrusting binnen de
tekenen der contemplatie en staan kinderernstig in de
wenteling van het wiel sluiten hun ogen grijpen duizelig het
speelgoed en laten het vol vrees en verwondering de blinde
vingers der daden ontglippen
en zij graven een gat voor het wiel om het te verbergen
een heilige grot
en zij slaan gade de wenteling van het wiel dat hun wereld is
en zij vrezen binnen de gekleurde samenzang die zij doen
zij zien een krampplaat vol afzondering
een hongerplafond
zij straffen en lachen een architraaf over alles
het kettingverband van het leven op aarde
de menselijke stem
de schreeuw uit het mangat
de afstand van iedere dag naders gemeten
waarover wij lopen wat wij kunnen
met de voeten in de epische gestalte der stem
ook ik die reed in het hart van de weerkerende vrouw van
liefde uit het land kostverloren en de buurtschap genaamd
hongerige wolf in de omslag van de versiering der blikken de
maag leeg en de maan laag onder het melkgesprek van de
sterren en zeer bewogen want ik had mij van veel ontdaan
ik woonde in de waterschoten der grachten
en in de windharp het woord
mijn hart lag op mijn handen en klopte langs de bouwputten
der huizen
ik had de wakers en slapers geplaatst binnen de vervoering
der stem
en de stem was de eenzaamheid
waarover wij lopen wat wij kunnen
met de zwijgende stenen die de nagel schrapen
tegen de stilte der stem
en ik schreef vreemde talen tegen de donkere muren
omdat kwekers bomen bouwen, zei de geliefde
en mijn stem beweegt zich door de offers
en is met open mond bewogen
temidden der mensen met de vreemde lampen geluid
leg ik de dag vast
de iedere
op het gezegelde veld der seconden
binnen het dekblad der tijden
de bekfluit geheven tot het beeld van dit tongwerk
in de gewonde mond die de boom zal bouwen
van de ontrukte en schouwende gang van de stem
plechtig als een oerwoud
omarmend het ongeziene water
de vrees in de keel der dieren
de stap en de stand van de trotse flamengo
de gevleugelde afdruk der handen gehouwen in stenen
woestijn
om dit toonaarden geslacht de draagbalk te verleggen
van de taal
de avater
de dada
de wonderboom van dit hoofdmanuaal
levend in de windtrap der stamtonen
de stijgende
de dalende
de madrigale vloed der gemene namen
de mysterie-stad van de stem
het onder-en-boven-ding
mijn koelemansoog geheven
mijn zon-en-regelkeel
de wonderlijke kiel van dit schip gekanteld op aarde
de romp van deze schelp is doorzichtig
de traanbouw het heelal van het hart
het oor het omvamend karkas
boven het ontoereikende doen van de handen
het beeld van de gestoorde
ik in mijn stem
die de klank naboots
ik lig aan de kust en luister
in de verschrikkelijke greep der aanwezigheid
een zwarte paus
een lichtridder
een fabelfontein
van het modderbad van de menselijke stem
https://dbnl.org/tekst/schi003verz04_01/schi003verz04_01_0003.php
voordracht: dv met BOSS VOICE-TRANSFORMER VT-1
muziek: Giacinto Scelsi – Trilogia, Ko-Tha for solo cello, Frances-Marie Uitti
Tiempo Tiempo.
Mediodía estancado entre relentes.
Bomba aburrida del cuartel achica
tiempo tiempo tiempo tiempo.
Era Era.
Gallos cancionan escarbando en vano.
Boca del claro día que conjuga
era era era era.
Mañana Mañana.
El reposo caliente aún de ser.
Piensa el presente guárdame para
mañana mañana mañana mañana.
Nombre Nombre.
¿Qué se llama cuanto heriza nos?
Se llama Lomismo que padece
nombre nombre nombre nombrE.
tijd tijd
de dagdiode ontsteekt de ellende
geboterde bommen van ’t grietenkartel
tiktijd tikt de tiktijd
eeuwige eeuw
hanen kraaien krijsend vergeefs
klaarte loopt wit uit de monden
het komt er het komt er
morgen na morgen
poserende warmte föhnt zichzelf
pensen presenteren de wachters
morgen na morgen na morgen na morgen
nummer nummer
waar is de lama die hees van ons zong?
de lama van Lomismo die predikt
het nummer het nummer het nummer E
Voordracht (dv) van de transmutatie* op RADIO KLEBNIKOV 11/01/2020:
*transmutatie: zie het boek van Jim Leftwich
> Luister naar de hele uitzending van RADIO KLEBNIKOV 11/01/2020<
Thomas van Aquino’s toeval en confirmation bias lopen nooit in de pas
Het verschil tussen waan en manie is ieniemienie, mensen.
Pas dus maar op voor confirmation bias.
Want zij viert hoogtij vandaag de dag.
Grijpt je zo bij de kladden als jullie niet uitkijken.
Wanneer iedereen daarin meegaat zijn de rapen goed gaar!
Vandaag deed ik eindelijk wat Ellsworth Kelly me influisterde.
Hij vroeg mij in een droom de dag dat hij stierf:
“Hoe is afraid of red, yellow and blue, Harmen?”
Ik moest ook maar wat tubes zwart leeg knijpen.
Op een ander werk, dat ik later zal n u a n c e r e n.
Nu denk ik dat het goed is, dat zwart.
Het werk is bijna stil, zo donker…
Geen trompetten of dolfijnen, geen mensentaal.
Geen contingentie, alleen fijngemalen elvenbot.
Thomas van Aquino’s toeval en confirmation bias lopen nooit in de pas.
Want pas als een werk ontploft en tegelijk stilstaat, is het af.
De vrouwen
Wij hebben geen lied. Dat hadden we maar is nu te riskant. We omgeven ons met tunnels,
worden begeerd, horen bij elkaar. Borduren onze eigen taal, gehuld in lappen, lingerie,
voddenbaal, verbergen het geheim van ons gilde.
l’Origine du monde.
Default. We omgeven ons met riolen, worden gehaat, bijeengedreven, verkracht, gedood.
De schande ons scheermes, verboden ons verblijf.
Merries, de manen zoek. Wimpers niet bestand tegen de brand, zon noch zand schroeien,
wat brandt is de waanzin van de schender. Al wie beschermt is schender. Cipier van onze tent.
In naam van de abusievelijk geadresseerde ode. Boreas moddert maar wat.
Wij hebben geen lied. De wind is aanklager, een lok haar, een wimper verraadt ons. Wij
zijn gevaar.
Les fleurs du mal.
Verberg, bedek u, graaf u in, onnutte pubers met allerhande munitie zijn op u uit, haten
u, willen u, braden u, en dan zichzelf. Het vlezig kwaad, dat zijn wij – Eurynome’s
roosvingerige dochters.
We stoppen ermee.
~
Ons lied is liefde. Schuimgeboren leveren we leven, leveren we uit & in. Begeerte & prooi, onze
tranen uw heil. De dag uit ons geboren, lijf & liefde ons lied. Ons parfum onze psalm.
We volharden, leven onze specialiteit.
epi oinopa ponton
voor Semira Dallali Filarski
ill. Max Ernst, Jardin de France
1.Met het oog op de uitgang, uit,
nemen we plaats zowat
in het midden van de bioscoopzaal.
Rechts van ons zit Ludwig Wittgenstein,
naast hem Barosso.
Voor ons een gezin met acht kinderen.
Daar zou jij uit voortkomen.
Het Wilde Westen slaat volop toe.
Koewachters hoeden hun vee
van onder hun hoed.
Ze schieten pas
als de Indianen komen aangerend.
Er is al lang geen vee meer om te hoeden,
noch indianen om te verdrijven.
Ze schieten dan maar elkaar neer.
2. Zonder zorg om de uitgang,
onze plaatsen zijn genummerd,
gaan we zitten in het paleis.
Rechts van ons zit mijn collega,
verrast, wat verder naast hem
Barosso.
Wittgenstein is er niet meer bij.
Een oeroude neger met een band
speelt op zijn saxofoon
ons van onze sokken.
1. En vue de sortir, sortie,
nous prenons place pratiquement
au milieu du cinéma.
A notre droite, Ludwig Wittgenstein,
à côté de lui, Barosso.
Devant nous, une famille de huit enfants.
C’est de là que tu sortiras.
Le Far West sauvage bat son plein.
Les gardiens des vaches gardent leur troupeau
de sous leur chapeau.
Ils tirent tout juste
quand les Indiens arrivent en courant.
Il n’y a plus de troupeaux de bétail
depuis longtemps,
ni d’Indiens à expulser.
Ils se tirent alors dessus.
2. Sans se soucier de la sortie,
nos places sont numérotées,
on s’assied dans le palais.
À notre droite se trouve mon collègue,
surpris, un peu plus loin à côté de lui
Barosso.
Wittgenstein n’est plus là.
Un très vieux nègre avec un groupe
joue du saxophone
à nous faire tomber hors chaussettes.
1.
met de lijn van een roos gevorkt in jouw schoot
waardoor in het lege vlak de leegte aanvangt
daar waar liefde wolkt en haat, waarmee jij
ruimte splijt en rekt de tijd zodat een hand
de hand aanreikt, waarmee het de vingers
ertoe bewegen kan ons de ogen
en de lippen te sluiten, ons tot kalmte te
manen, ons de klederen van angst en nijd
te laten ontvallen en naakt in de zon
al het ware al het echte
al het onvermijdelijke te verwerpen, naast
ons neer te leggen, zodat de traan ons ontrollen kan
waarin deze beeltenis verschijnt.
2.
elke toebereiding is
een sneeuwvlok op het warme raam.
het uitgesproken woord vervalt te snel.
het zerpe uitgeschrevene zeept het zure in
en in het zilte zeikt verziekt van leed
het o zo lieve godenkind:
“u was hier eerder al. Ik
zag u naamloos staan. hou
genade aan uw zijde en laat mij
niet uw onheilsklank herhalen”.
zo is het
zo was het en je knikt.
3.
vooruitgang is:
de hazewinden die het licht najagen in het licht waarin
de winden waaien die enkel de wanhopigen zien, zij
blazen het de sofers in,
waaraan het zuchtend ontsnapt en kriskras
als gekraakte letters uitgutst, in zinnelijke
spasmen van pijn en genot:
“wij doen ons dit in duizendvouden aan.
er komt geen eind aan dit vergaan.”
Strandlied
Onze machine is een orkest
dat om de dertig meter
langs de branding van de wereld
de grenzen gaande houdt
Het stampen is de saxofoon
van de alleroudste hartslag
de jongste die ons bekwam
& altijd bij de lesstof houdt
Elke dertig meter wordt gekucht
door de dwalende passant
langs de eeuwenoude branding
slipperend door het zand
De machine houdt ons gaande
tijdens de eindeloze tocht
hartslag bewaakt de dwaler
& diens weifelende tred
Groter, groots de mechaniek
die de dwalers langs het strand
vangt in haar raders & ritmiek
een kuch is voldoende, volstaat
elke dertig meter
voor de dwalers door het zout
To critics, asemic writers, essayists, curators, journalists and all the people dealing with the *recent* history of asemic writing:
DO NOT trust incomplete essays, poor bibliographies and books or –generally speaking– texts improvised by authors who do not mention important web pages, mag articles, projects, personal and collective exhibits, blogs and groups which have been flourishing everywhere in the recent –say– twenty years.
I find an astonishing lack of data in –poorly written– Italian essays I’ve recently read (on line and in books), so I want to strongly point out there’s no space for amateurishness, narcissism and ignorance when talkig about the work of thousands of authors. One cannot mention them all, yes. But it’s impossible to forget some basic elements and fundamental sites and texts.
To critics, asemic writers, essayists, curators, journalists and all the people dealing with the recent history of asemic writing:
DO NOT trust incomplete essays, poor bibliographies and books or –generally speaking– texts improvised by authors who do not mention important web pages, mag articles, projects, personal and collective exhibits, blogs and groups which have been flourishing everywhere in the recent –say– twenty years.
I find an astonishing lack of data in –poorly written– Italian essays I’ve recently read (on line and in books), so I want to strongly point out there’s no space for amateurishness, narcissism and ignorance when talkig about the work of thousands of authors. One cannot mention them all, yes. But it’s impossible to forget some basic elements and fundamental sites and texts.
It’s not possible to ignore Jim Leftwich’s thousand pages about asemics, the work of Peter Ganick, Miron Tee, Jukka-Pekka Kervinen, Karri Kokko, Rosaire Appel, Lina Stern, Riccardo Cavallo, Roberto Cavallera, Marc van Elburg, Valeri Scherstjanoi, Jay Snodgrass, Miriam Midley, Bruno Neiva, Jeff Hansen, Orchid Tierney, and a bunch of other artists, or Tim Gaze’s Asemic Editions (http://asemic-editions.blogspot.com/) or Avance Publishing (http://avance.randomflux.info/), or DeVillo Sloan’s work (at IUOMA etc) and with https://asemicfront.wordpress.com/, or Cecil Touchon’s sites http://asemics.com/ and https://ceciltouchon.com/, or Michael Jacobson’s http://thenewpostliterate.blogspot.com/, or the AsemicNet founded in 2011 by me and others, https://asemicnet.blogspot.com/ (& related link pages), or https://gammm.org, or the asemic googlegroup https://groups.google.com/forum/?hl=it#!forum/asemic, or the Mycelium samizdat (first of all: https://it.scribd.com/doc/294236718/Without-Words-Exhibition-Catalogue), or Gleb Kolomiets’ “Slova”, or Mark Young’s “Otoliths”, Timglaset, Utsanga, or the most important facebook group of asemic writing, The New Postliterate, https://www.facebook.com/groups/76178850228/, and many others, e.g. Arte Asemica (https://www.facebook.com/groups/1642082306096440/), Asemic Reading (https://www.facebook.com/groups/1646865992070563), Asemic New Babylon (https://www.facebook.com/groups/895027887247653/), Extreme Writing Community (https://www.facebook.com/groups/202128996613211/), Writing Against Itself (https://www.facebook.com/groups/1208959535830352, founded by Jim Leftwich), or Quimby Melton’s site SCRIPTjr, http://scriptjr.nl/, or the items one can found perusing tags & categories here and there, e.g. in https://slowforward.net/tag/asemic/, https://slowforward.net/category/asemic/, https://slowforward.net/tag/scrittura-asemantica/, http://liquidocomoeltiempo.blogspot.com/search/label/ESCRITURA%20AS%C3%89MICA, or the amount of vids one can find in YouTube or Vimeo, or the tons of interviews hosted on line. Or lots of tumblr blogs, the findings at Pinterest, or the images and infos Twitter spreads every day.
Not to mention the bibliography on paper (Asemic Magazine first: …take a look at https://asemicnet.blogspot.com/p/mags-groups.html and http://asemic-magazine.blogspot.com/).
Well… Yes: the steps of an asemic path can be traced back to the first years of the 20th century. It will be a hard job. Years of hard study.
But one can of course focus on the new authors and mags only, and still face an impressive amount of documents, on line stuff, archives.
Do not tolerate people who (deliberately) ignore them.
This is what I wanted to say. Plain and simple.
_
wij zullen zullen wij de kidsschoepende banen met onze gedroogde huid plaveien en langs de wegen kerkers graven met onze kalknagels om te bergen in eer, geweten en zure slijmen ons spartelend gesterfte en wij zullen zullen wij in de uilentorens met onze opbrengstloze namen bekrassen de bronzen kelken der machtige machtsbeluidende klokken waarin de woekerwinst is weggesmolten van het steedse verzwijgen, waar de schande van het ranzige Niet met het schamele van de onmachtige tekkels in de bebelde poelen van de stilte te forniceren ligt en waar men als oppermacht de laatste sappen uit de wrattige weerstandsschelpen zuigt
wij zullen zullen wij de verzuurde zeeën met onze vermalen botten volstorten en de manzieke meeuwen met enkele heupschoten van het neutronenkanon uit de vervettende luchten plukken en de overvolle met hongerige uitlanders bezette overzetboten van de droogste der verschrikkelijk stinkende vluchtoorden met de ons abusieflijk vergunde atoomafvalexploitatierechten tot lichtresten herleiden terwijl men genoeglijk ter zeezijde op de landelijk geteleviseerde verschijning
van onze lieve bibberkoning wacht en lachend in de armen van het lichaam
de mismaakte kinderen met snoep en surrogaat van seks en geweld diep-christelijk versmacht
wij zullen zullen wij vervolgens een rondvraag doen of het goed is wat we deden zo en of men zich wel lekker voelt en heeft men overigens die malle
evi nog gezien dat was me toch wat en kent men deze al de aarde is een flapperende oliebol en wie er niet aan zuigen wil die krijgt het vol in zijn
VO-AC : om te chocqueren.
TITEL: ‘KOE MET GROENTEN, een eerbetoon aan Marcel Broodthaers’
AARD: virale videodump op internet, 18,906 kb
DATUM: 19/11/2019
Régina Kluwhaar van KOENSTZAKEN (2048):
“De verouderde keuken en de ranzigheid scheppen een omineuze sfeer van marginaliteit, verwaarlozing en stijgende criminaliteit. De verhaallijn bouwt pruttelend op naar de flash, het inzicht, de catharsis. En dan rest de volle gruwel van het bevroren beeld.
We bevinden ons hier in de diepste regionen van de rottende humaniteit: de Koe van Broodthaers, zinnebeeld van de artistieke negatie van het gewone leven én van de banaliteit daarvan, dada die zichzelf in de ironie bevestigt en dus metterdaad een cynische medeplichtige wordt aan de mondiale exploitatie van elke vorm van leven, wordt hier plots weer het voedzame creatuur van vlees en bloed dat na jarenlange mishandeling genadeloos afgeslacht en opgekookt, de brokstukken lijk achteloos vergooid als ‘ingrediënt’, op geheel desolate wijze wat staat na te pruttelen op het fornuis van de beëindigde geschiedenis. De pot zit in de mossel en: There will be no next time.
Schandegeit Vekemans levert hier zijdelings commentaar op de futiliteit van de menselijke existentie zelf, die volgens zijn dogmatiek dan ook geenszins een recht van bestaan heeft: het is onze animale plicht om solidair het Zijn te verwerpen!”
Joa sè.
ZIE
HOOR
en DOE
de wals van balamundo
RADIO KLEBNIKOV Uitzending 16-11-2019
download hier de bijhorende WEEKBLADEN met teksten van Anke Veld, Caro Van Braeckel, Dirk Vekemans, Guido Utermark, Harry Mulisch, Paul van Ostaijen en Willem Kloos.