Categorieën
beeld erger tekst

– zonder titel –

de stofnevels gegaan en gekomen,
niemand die het weet
gebarsten bomen weggedoken tussen honderden,
de andere spoken.
blauwgroen licht donkerder dan de nacht
zwaarder dan de wil
ruller dan het strand
zacht zand vult alle spleten, doodt alle schaduw.
zure regens maken kortstondige geulen die
verharden en verkolen.
bliksem sterft
de gevoelens die altijd hebben bestaan,
voor de meeste tijd.
een vormloze implosie zichzelf vergetend,
vervagend,
vervangen door geronnen angst
ontketend toen we niet voelden
kijkend door een grijze muur
eindelijk sluiert het,
opgezwollen vlees, groen etterend, voor altijd hard
stuiterende botten gebogen in grotten
van verslindende oude onwil.

korsten vormen zich in brandende hitte,
verzengend vuur barst,
sijpelt, doorklieft de nissen van vreemdelingen
eens verholen in dit gif.

fragmenten komen op gang, verpulverd door de tijd
verschijnen ze als een flets afgietsel van originelen.
ontspringen en bewegen
rustloos trillen
het scheurt
het spettert open
en besprenkelt
vonken, die over willen slaan
altijd versperd
ontdaan van betekenis

eens moet de bliksem.


Jaap Zwart, 1981 (?)



ill. Odilon Redon, À Edgar Poe, L’Oeil, comme un ballon bizarre se dirige vers l’infini, 1881

Categorieën
beeld erger tekst

* voor jij *

*  voor jij  *

 

En de bladeren van de dageraad en de stille vogels van de morgen vallen niet ’s nachts maar het sneeuwt in de verte dat het jouw naam is onmiskenbaar dwalend in de zwarte paleizen van de gedachte een plaats zoekend voor haar voet

als ik omkijk als ik schrik

Omdat ze de kruiken van huid zo merkbaar zacht breken als steden ineenstorten voor onze ogen uiteindelijk de moede val alles wat blijft van niets dat blijft en gemeen lachen vanuit onvermoede kieren en spleten honend en verlaten als ze je handen voor je ogen binden waarbij de adelaren van
de aarde en moederkoeien van de zon zich een heenkomen zoeken onder je beenderen als iedereen knielt omdat alleen jij dat zou moeten en hierom dat je het nooit deed als ze als— we geven het op
en slaan ijzers over de uren om het wachten draaglijk te maken—

En in een stille binnenplaats fluistert men tegen de ijsbloemen dat het winter wordt waar zijn de meeldraden is het hart gebleven huil je waarom o kon ik dat aanraken in je wat ik ken in je ogen geschreven door de nijvere scribenten van je dromen nachtgedachten kon ik het aanspreken of slechts zien en niet de bloemen van je verlangen schrikachtig achter gordijnen wegkruipen o kan ik kon ik dat aanraken lied waar pijn en vrede als schaduwen de wegen gaan die alleen het hart kent alleen

 

als door webbige draden en gangen

 

Het is genoeg misschien genoegt het het te willen misschien is het genoegt de O G E N B L I K

 

 

 

ill. Kees van Dongen