krochtzog
in de brij van jij open t ei
meur van alle goor gemaar
sluip in de gotspe van je daar
spui & spocht t slurpend vocht
door sloppen dol & dool vuilblij
plooi je tochtig gulle smuller saar
verhemeld bruut ik daarnaar staar
snaar die zuchtig leeft & beeft & lilt
& och besmeek waarvoor je vocht
geil op de take waarop je ijvrig gilt
de nacht: het smacht het kracht het trilt
wie sterft staat lachend op de tocht
één deur die ongeopend je verzocht
(doch vredig weidt het vee van vilt)
korstmos
n traan n mol n blind orgaan
baant zich n weg zo zelfvoldaan
. . .
stil is t hier binnen t dier
wrijft zich de toges smurrievrij
klokken spelen klare kantorij
. . .
wild is t hier binnen t dier
welaan verorb de kluit
bezing de bruid uw buit
zilt smaakt r binnendier
van linnen zout is t wier
de smaak is raak & recht vooruit
mild maakt t minplezier
koortsvos
samenvatting godsgeschenk
sprak zij en riep goden aan
omarm het rijm lief komaan
vrees alle vrucht verdenk
me niet t staat & klopt
laat uw wreedheid in me gaan
uw wellust tot t is gedaan
spoor aan tot u t in me schopt —
…de dag breekt aan wrijft
ogen uit nog wat verstijfd
de schuwe schouder van de nacht
uit dromen ver zo sterflijk zacht
klinkt op haar sterrenstemmenpracht
‘Was jij dat, die voor altijd in me blijft?’
in: Poëzie is geen oase… Stichting Spleen Amsterdam 2018
ill. Pablo Picasso