De beeldspakerigheid van het radelend wiel fietst volop. Een colsukkeltand van een alsnog middelgroot technologisch verdrijf projecteert zijn beeldspaak puntkrachtig. Hij doet dat met een mond vol hete aardappel.
“Met een ingebouwde zursfunctionaliteit die we hebben uitgebouwd, kan men nu aan de slag. Je vindt die functionaliteit in de toelbaar.”
Pieter P. Punk (alias Pierre Paul Punque) onderbreekt hem. “U zou beter eerst goed kauwen en dan doorslikken, vooraleer u verder praat.” Zitk tuf tuf sie hesja fcusina? ‘l Ma?
Van verstomming en van lood verslagen, getroffen kortom, valt de man stil.
Stil. Ik heb de hele tijd stilgezeten, sta nu op en ga. Helemaal uit zichzelf opent de deur zich voor mij en blijft me nog lang nagapen. Als ik de hoek van de gang omdraai, valt de deur pas dicht. Mijn ogen op mijn rug kan ik nu ook sluiten.
Ben ik nu gerust of enkel uitgerust?
Ik laat de automatische snoepdoos links staan, haal uit naar rechts en bevind er mijn kantoor.
Het beeldscherm staat op pauze. Het ziet er behoorlijk zwart uit maar dit is slechts schijn. Achter het zwart gaat de wereld schuil. Die wee toch wee wereld is opgedeeld, heel netjes, in processen, meestal schijnprocessen. Daardoor verlopen ze gedeeltelijk automatisch. Je bladert met een vinger door het internet. Je hoeft daarvoor je vinger niet meer nat te maken. Je hebt wel nog bladwijzers. Zoiets.
Of je wil een brief schrijven en opsturen. Geen ticket nemen in een onderbemand en veel te vol postpestkantoor om een postzegel te kopen. Een, mijnheer? Wist u dat als u er tien koopt…. Ik wil dat niet weten. Gewoon een elektronisch bericht sturen. Je stopt de brief in het bericht of je hangt hem er aan vast. En weg is Kees. En koffie maken we hier halfautomatisch.
Ineens flitst het scherm vanzelf op:
Zit de ziel in een schoendoos of toch maar in een doodskist? Ik druk op de knop ‘enter’, gooi een haak uit en haal de zin zo binnen uit het internet, naar een bladzijde die ik open in de tekstverwekker. En eenmaal verwerkt, komt dit ervan:
De schoendoos gaat open, de ziel gaat lopen.
Op een schoen meer of minder.
Als ze uitgelopen is, wenkt een andere doos.
Het dagelijks werk in de Toren van Luik, het dada dagelijks werk, jaja. De toetertoren, ja. Niemand raakt op het dak om het ervan te schreeuwen. De vrees leeft niettemin niet dat iemand die zo hoog raakt, zich ervan zou afwerpen. Hoewel de sprong in de leegte op zich niet verwerpelijk is en als experiment in luchtledigheid in aanmerking komt. Of als poging om de zwaartemacht te lijf te gaan.